Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
alerte:
- wacker; aufgeweckt; wach; lebhaft; munter; lebendig; quick; geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; fleißig; gesellig; emsig; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig; modisch; im Trend; schick; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig; kräftig; forsch; energisch; kraftvoll; aufgeregt; erhitzt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; agitiert; aufgebracht
- Alarm; Notsignal; Hilfeschreie; Hilferuf; Hilferufe; Notschrei; Warnung; Benachrichtigung
- alerter:
-
Wiktionary:
- alerte → alert
- alerte → aufmerksam, wachsam
- alerter → warnen, alarmieren, Lärm schlagen, zusammentrommeln, aufrütteln, wachrufen, verständigen
Frans
Uitgebreide vertaling voor alerte (Frans) in het Duits
alerte:
-
alerte (vif)
-
alerte (turbulent; enjoué; vive; remuant; joyeux; animé; vif; gai; gaiement; avec vivacité; avec animation)
geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrängt bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
üppig bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
existent bijvoeglijk naamwoord
-
freudvoll bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
angeheitert bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
alerte (à la mode; preste; vif; mondain; prestement; dernier cri)
-
alerte (vif; énergiquement; vive; vigilant; combatif; vivement; avec vigilance)
schlagfertig; aufgeweckt; flott; lebhaft; quick-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
-
alerte (de bonne humeur; pétulant; plein de joie; vif; joyeuse; turbulent; enjoué; ravi; joyeux; très gai; vivement; avec vivacité; transporté de joie; vive; gai; gaie; joyeusement; avec joie; heureux; enchanté; remuant; gaiement; jovial; avec enjouement; animé; réjouissant; avec animation)
-
alerte (au fait; prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; rusé; astucieux; avisé; prompt; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement)
schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; aufgeweckt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
helle bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
schneidig bijvoeglijk naamwoord
-
-
alerte (énergique; animé; dynamique; fort; ferme)
lebhaft; lebendig; kräftig; aufgeweckt; munter; schlagfertig; forsch; energisch; kraftvoll-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
forsch bijvoeglijk naamwoord
-
energisch bijvoeglijk naamwoord
-
kraftvoll bijvoeglijk naamwoord
-
-
alerte (agité; excité; échauffé; vif; énergiquement; vexé; éveillé; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée)
aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; agitiert; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
erhitzt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
agitiert bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
-
l'alerte (alarme; appels au secours)
-
l'alerte (appels au secours; alarme)
-
l'alerte
-
l'alerte
-
l'alerte
-
l'alerte
die Benachrichtigung
Vertaal Matrix voor alerte:
Synoniemen voor "alerte":
alerte vorm van alerter:
alerter werkwoord (alerte, alertes, alertons, alertez, alertent, alertais, alertait, alertions, alertiez, alertaient, alertai, alertas, alerta, alertâmes, alertâtes, alertèrent, alerterai, alerteras, alertera, alerterons, alerterez, alerteront)
Conjugations for alerter:
Présent
- alerte
- alertes
- alerte
- alertons
- alertez
- alertent
imparfait
- alertais
- alertais
- alertait
- alertions
- alertiez
- alertaient
passé simple
- alertai
- alertas
- alerta
- alertâmes
- alertâtes
- alertèrent
futur simple
- alerterai
- alerteras
- alertera
- alerterons
- alerterez
- alerteront
subjonctif présent
- que j'alerte
- que tu alertes
- qu'il alerte
- que nous alertions
- que vous alertiez
- qu'ils alertent
conditionnel présent
- alerterais
- alerterais
- alerterait
- alerterions
- alerteriez
- alerteraient
passé composé
- ai alerté
- as alerté
- a alerté
- avons alerté
- avez alerté
- ont alerté
divers
- alerte!
- alertez!
- alertons!
- alerté
- alertant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor alerter:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alarmieren | alarmer; alerter; angoisser; avertir; effrayer; inquiéter; mettre en garde contre |
Synoniemen voor "alerter":
Wiktionary: alerter
alerter
alerter
Cross Translation:
-
-
- alerter → warnen; alarmieren; Lärm schlagen; zusammentrommeln; aufrütteln; wachrufen; verständigen
-
jemanden verständigen: jemandem eine Sache mitteilen; jemanden über etwas informieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• alerter | → warnen; verständigen | ↔ warn — to make someone aware of impending danger |