Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
terne:
- blöd; langweilig; doof; dumm; stumpfsinnig; geisttötend; geistlos; betäubt; dösig; duselig; matt; mattiert; stumpf; glanzlos; leblos; kraftlos; unbeseelt; schlaff; seelenlos; kühl; zurückhaltend; abständlich; beschlagen; grau; trüb; dumpf; trübe; farblos; bleich; schmutzig; faul; schlammig; fett; ekelhaft; schlampig; fettig; schmierig; stinkig; fleckig; räudig; lumpig; krätzig; widerlich; verkommen; schmuddelig; einfach; leicht; simpel; mühelos; imHandumdrehen; anspruchslos; nicht schwer; glatt; schlicht; albern; kindisch; bei weitem; greis; graufarbig; finster; falb; dumpfig; düster; flau; schlapp; schal; fade; geschmacklos; salzlos; ohne Geschmack; fahl; blaß; bösartig; schwach; hohl; blind; nicht hell; freudlos; lustlos; lahm; träge; unordentlich; schlottrig; verschossen; verschlissen; welk; ausgebleicht; uninteressiert; unanimiert; trostlos; mismutig; sprachlos; schweigend
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor terne (Frans) in het Duits
terne:
-
terne (abrutissant; ennuyeux; embêtant; fade; sans esprit; monotone; mortel; insipide)
blöd; langweilig; doof; dumm; stumpfsinnig; geisttötend; geistlos-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
langweilig bijvoeglijk naamwoord
-
doof bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
geisttötend bijvoeglijk naamwoord
-
geistlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (hébété; abruti; étourdi)
betäubt; stumpfsinnig; dösig; duselig-
betäubt bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
dösig bijvoeglijk naamwoord
-
duselig bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (mat; poudré; opaque; sans éclat)
-
terne (sans esprit; mort; faible; inanimé; obtus; sans vie; sans âme; sans force; borné)
-
terne (bébête; éteint; sans souffle; voilé; sans inspiration)
kühl; zurückhaltend; abständlich-
kühl bijvoeglijk naamwoord
-
zurückhaltend bijvoeglijk naamwoord
-
abständlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (sans éclat; mat)
-
terne (mat)
-
terne (malpropre; cochon; dégueulasse; sale; débraillé; comme une salope; mal débarbouillé; gris; douteux; grisâtre; salement; déguenillé; dégoûtant; blême; dégoûté; crasseux; malproprement; défraîchi)
schmutzig; faul; schlammig; fett; ekelhaft; schlampig; trübe; fettig; schmierig; stinkig; fleckig; räudig; lumpig; krätzig; widerlich; verkommen; schmuddelig-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
faul bijvoeglijk naamwoord
-
schlammig bijvoeglijk naamwoord
-
fett bijvoeglijk naamwoord
-
ekelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
schlampig bijvoeglijk naamwoord
-
trübe bijvoeglijk naamwoord
-
fettig bijvoeglijk naamwoord
-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
stinkig bijvoeglijk naamwoord
-
fleckig bijvoeglijk naamwoord
-
räudig bijvoeglijk naamwoord
-
lumpig bijvoeglijk naamwoord
-
krätzig bijvoeglijk naamwoord
-
widerlich bijvoeglijk naamwoord
-
verkommen bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (pas difficile; facile; simple; léger; pratique; légère; aisé; confortable; facilement; simplement; agréable; confortablement; naïf; seul; commode; puérilement; sobre; adroit; niais; obtus; très vite; agile; sans peine; aisément; ingénu; sans effort; naturel; enfantin; en bon enfant; sans prétention; sans esprit; comme un enfant; élémentaire; borné; puéril; commodément; naïvement; ordinaire; d'enfant; simple d'esprit; d'une façon enfantine)
einfach; leicht; simpel; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; nicht schwer; glatt; schlicht; stumpf; geistlos; albern; kindisch; bei weitem-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
leicht bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
mühelos bijvoeglijk naamwoord
-
imHandumdrehen bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
anspruchslos bijvoeglijk naamwoord
-
nicht schwer bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
schlicht bijvoeglijk naamwoord
-
stumpf bijvoeglijk naamwoord
-
geistlos bijvoeglijk naamwoord
-
albern bijvoeglijk naamwoord
-
kindisch bijvoeglijk naamwoord
-
bei weitem bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (grisâtre; gris; sombre; blême; mat)
greis; grau; graufarbig; finster; dumpf; farblos; falb; dumpfig; düster; flau; glanzlos-
greis bijvoeglijk naamwoord
-
grau bijvoeglijk naamwoord
-
graufarbig bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
dumpf bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
falb bijvoeglijk naamwoord
-
dumpfig bijvoeglijk naamwoord
-
düster bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (qui manque du goût; sans goût; mat; fade; insipide; de mauvais goût)
flau; schlapp; schal; fade; geschmacklos; salzlos; ohne Geschmack-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
schlapp bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
fade bijvoeglijk naamwoord
-
geschmacklos bijvoeglijk naamwoord
-
salzlos bijvoeglijk naamwoord
-
ohne Geschmack bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (grisâtre; gris; décoloré; pâle; blême; blafard; incolore; sans couleur; neutre; livide)
-
terne (maligne; sale; gris; obscur; blême; grisâtre; crasseux)
-
terne (vague; mat; blême)
matt; dumpfig; stumpf; schwach; grau; hohl; blind; schlapp; schlaff; flau; beschlagen; farblos; glanzlos; nicht hell-
matt bijvoeglijk naamwoord
-
dumpfig bijvoeglijk naamwoord
-
stumpf bijvoeglijk naamwoord
-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
grau bijvoeglijk naamwoord
-
hohl bijvoeglijk naamwoord
-
blind bijvoeglijk naamwoord
-
schlapp bijvoeglijk naamwoord
-
schlaff bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
beschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
nicht hell bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (mou; indolent; inanimé; apathique; mort; faible; lent; lentement; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force)
-
terne (flottant; gris; négligent; négligé; blême; nonchalant; grisâtre; négligemment; trop large; avec négligence; peu soigné)
schlampig; unordentlich; schlottrig-
schlampig bijvoeglijk naamwoord
-
unordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
schlottrig bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (blafard; pâle; fané; vaguement; flétri; décoloré; vague; blême; livide; blémi)
verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; fahl; welk; ausgebleicht-
verschossen bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
verschlissen bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
falb bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
matt bijvoeglijk naamwoord
-
fahl bijvoeglijk naamwoord
-
welk bijvoeglijk naamwoord
-
ausgebleicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (sans animation; mat; maussade)
leblos; uninteressiert; unanimiert-
leblos bijvoeglijk naamwoord
-
uninteressiert bijvoeglijk naamwoord
-
unanimiert bijvoeglijk naamwoord
-
-
terne (désolant; tristement; peu attrayant; mélancolique; lâchement; triste; morne; découragé; ténébreux; sans joie; abattu; morose; déprimé; peu aimable; lâche; sombre; gris; maussade; blême; pessimiste; grisâtre; affligé; peu intime)
-
terne (muet; ébahi; sans voix; interdit; mat; pantois; ébaubi; ahuri; baba; perplexe; éberlué; bouche bée; décontenancé; estomaqué)
dumm; sprachlos; schweigend-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
sprachlos bijvoeglijk naamwoord
-
schweigend bijvoeglijk naamwoord
-