Pauvre: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

pauvre:
- arm; notleidend; ärmlich; gebrechlich; unzureichend; ungenügend; armselig; schwach; zweitklassig; niedrig; dürftig; schäbig; kärglich; minderwertig; untergeordnet; karg; hinfällig; zweitrangig; trocken; knapp; dürr; mager; spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; klein; winzig; geringfügig; sparsam; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; schlapp; hilflos; schlaff; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; schadhaft; schwächlich; kränklich; sehrklein; armutig; lumpig; jämmerlich; jammervoll; verlottert; elend; mittellos; unansehnlich; zerlumpt; verludert; schlottrig; erbärmlich; unbemittelt; schal; schofel; unfruchtbar
Wiktionary:
- pauvre → arm, elend, erbärmlich, mager, jämmerlich, karg, armselig
- pauvre → Mauschel
- pauvre → mager, Bettelknabe, Armer, arm, dürftig

Frans

Uitgebreide vertaling voor pauvre (Frans) in het Duits

pauvre:

pauvre bijvoeglijk naamwoord

pauvre (indigent)
arm
- arm bijvoeglijk naamwoord
pauvre (miséreux; nécessiteux; indigent)
arm; notleidend
- arm bijvoeglijk naamwoord
- notleidend bijvoeglijk naamwoord
pauvre (inférieur; mauvais; faible; méprisable; médiocre; subalterne; de second ordre)
ärmlich; gebrechlich; unzureichend; ungenügend; armselig; schwach; zweitklassig; niedrig; dürftig; schäbig; kärglich; minderwertig; untergeordnet; karg; hinfällig; zweitrangig
- ärmlich bijvoeglijk naamwoord
- gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
- unzureichend bijvoeglijk naamwoord
- ungenügend bijvoeglijk naamwoord
- armselig bijvoeglijk naamwoord
- schwach bijvoeglijk naamwoord
- zweitklassig bijvoeglijk naamwoord
- niedrig bijvoeglijk naamwoord
- dürftig bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
- kärglich bijvoeglijk naamwoord
- minderwertig bijvoeglijk naamwoord
- untergeordnet bijvoeglijk naamwoord
- karg bijvoeglijk naamwoord
- hinfällig bijvoeglijk naamwoord
- zweitrangig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (aride; sec; mince; désseché; frugal; peu; maigre; minable; grêle; tari; misérable; pitoyable; chiche; malingre; pingre; ladre)
trocken; knapp; dürr; kärglich; karg; mager
- trocken bijvoeglijk naamwoord
- knapp bijvoeglijk naamwoord
- dürr bijvoeglijk naamwoord
- kärglich bijvoeglijk naamwoord
- karg bijvoeglijk naamwoord
- mager bijvoeglijk naamwoord
pauvre (pitoyable; mince; maigre; dépourvu; défavorisé; misérable; frêle; fluet)
spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; dürftig; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein
- spärlich bijvoeglijk naamwoord
- schmächtig bijvoeglijk naamwoord
- miserabel bijvoeglijk naamwoord
- empfindlich bijvoeglijk naamwoord
- knapp bijvoeglijk naamwoord
- klein bijvoeglijk naamwoord
- schwach bijvoeglijk naamwoord
- winzig bijvoeglijk naamwoord
- geringfügig bijvoeglijk naamwoord
- sparsam bijvoeglijk naamwoord
- mager bijvoeglijk naamwoord
- hager bijvoeglijk naamwoord
- kläglich bijvoeglijk naamwoord
- eng bijvoeglijk naamwoord
- fein bijvoeglijk naamwoord
- schlecht bijvoeglijk naamwoord
- gering bijvoeglijk naamwoord
- hohl bijvoeglijk naamwoord
- dünn bijvoeglijk naamwoord
- öde bijvoeglijk naamwoord
- karg bijvoeglijk naamwoord
- dürftig bijvoeglijk naamwoord
- hinfällig bijvoeglijk naamwoord
- schlapp bijvoeglijk naamwoord
- hilflos bijvoeglijk naamwoord
- schlaff bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
- handlich bijvoeglijk naamwoord
- unscheinbar bijvoeglijk naamwoord
- ungültig bijvoeglijk naamwoord
- zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
- flau bijvoeglijk naamwoord
- schütter bijvoeglijk naamwoord
- nichtig bijvoeglijk naamwoord
- vergänglich bijvoeglijk naamwoord
- gedrungen bijvoeglijk naamwoord
- grundlos bijvoeglijk naamwoord
- kärglich bijvoeglijk naamwoord
- schadhaft bijvoeglijk naamwoord
- gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
- schwächlich bijvoeglijk naamwoord
- kränklich bijvoeglijk naamwoord
- sehrklein bijvoeglijk naamwoord
pauvre (misérablement; insuffisant; maigre; misérable; pauvrement)
ärmlich; armutig; dürftig; gering; armselig
- ärmlich bijvoeglijk naamwoord
- armutig bijvoeglijk naamwoord
- dürftig bijvoeglijk naamwoord
- gering bijvoeglijk naamwoord
- armselig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (mince; maigre; sobre; chiche; parcimonieux; rare; pauvrement; sobrement)
empfindlich; knapp; schmächtig; winzig; geringfügig; eng; gering; karg; dürftig; hinfällig; schäbig; hager; ärmlich; armselig
- empfindlich bijvoeglijk naamwoord
- knapp bijvoeglijk naamwoord
- schmächtig bijvoeglijk naamwoord
- winzig bijvoeglijk naamwoord
- geringfügig bijvoeglijk naamwoord
- eng bijvoeglijk naamwoord
- gering bijvoeglijk naamwoord
- karg bijvoeglijk naamwoord
- dürftig bijvoeglijk naamwoord
- hinfällig bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
- hager bijvoeglijk naamwoord
- ärmlich bijvoeglijk naamwoord
- armselig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (misérable; maigre; minable; pouilleux)
armselig; lumpig
- armselig bijvoeglijk naamwoord
- lumpig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (lamentable; pitoyable; pitoyablement)
kläglich; jämmerlich; jammervoll
- kläglich bijvoeglijk naamwoord
- jämmerlich bijvoeglijk naamwoord
- jammervoll bijvoeglijk naamwoord
pauvre (misérable; passé; périmé; humble; minable; miteux)
armselig; verlottert; elend; schäbig; mittellos; unansehnlich; ärmlich; zerlumpt; armutig; verludert; schlottrig
- armselig bijvoeglijk naamwoord
- verlottert bijvoeglijk naamwoord
- elend bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
- mittellos bijvoeglijk naamwoord
- unansehnlich bijvoeglijk naamwoord
- ärmlich bijvoeglijk naamwoord
- zerlumpt bijvoeglijk naamwoord
- armutig bijvoeglijk naamwoord
- verludert bijvoeglijk naamwoord
- schlottrig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (misérable; lamentable)
klein; erbärmlich; schäbig
- klein bijvoeglijk naamwoord
- erbärmlich bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
pauvre (sans ressources; démuni; très pauvre)
unbemittelt
- unbemittelt bijvoeglijk naamwoord
pauvre (aride; inférieur; infertile; stérile; subalterne; frugal; rêche)
schal; trocken; dürr; schofel; öde; karg; schäbig; unfruchtbar; kärglich
- schal bijvoeglijk naamwoord
- trocken bijvoeglijk naamwoord
- dürr bijvoeglijk naamwoord
- schofel bijvoeglijk naamwoord
- öde bijvoeglijk naamwoord
- karg bijvoeglijk naamwoord
- schäbig bijvoeglijk naamwoord
- unfruchtbar bijvoeglijk naamwoord
- kärglich bijvoeglijk naamwoord
pauvre (pitoyable; misérable; dépourvu; pitoyablement; malheureux; lamentable; pauvrement; misérablement)
erbärmlich; miserabel; kläglich; jämmerlich
- erbärmlich bijvoeglijk naamwoord
- miserabel bijvoeglijk naamwoord
- kläglich bijvoeglijk naamwoord
- jämmerlich bijvoeglijk naamwoord
pauvre (en être pour ses frais; piètre; piteusement; piteux; pauvrement; piètrement)
schlecht; dürftig; ärmlich
- schlecht bijvoeglijk naamwoord
- dürftig bijvoeglijk naamwoord
- ärmlich bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor pauvre:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ungültig	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	futile; non valable; non valide; nul; périmé; qui n'a pas cours
untergeordnet	de second ordre; faible; inférieur; mauvais; médiocre; méprisable; pauvre; subalterne	accessoire; docile; enfant; inférieur; secondaire; servile; soumis; subalterne; subordinatoire; subordonnant; subordonné; élément enfant
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arm	indigent; miséreux; nécessiteux; pauvre	défavorisé; démuni; dépourvu; déshérité; privé; sans argent
armselig	chiche; de second ordre; faible; humble; inférieur; insuffisant; maigre; mauvais; minable; mince; misérable; misérablement; miteux; médiocre; méprisable; parcimonieux; passé; pauvre; pauvrement; pouilleux; périmé; rare; sobre; sobrement; subalterne	immature; laid; lamentable; maigre; minable; misérable; moche; peu; pitoyable; rare; rarement; sans valeur; un peu de; vilain
armutig	humble; insuffisant; maigre; minable; misérable; misérablement; miteux; passé; pauvre; pauvrement; périmé
dünn	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	aqueux; avec maladresse; avec raideur; de taille fine; dilué; dégingandé; délicat; délié; effilé; embarrassé; fin; fine; finement; fluet; fragile; frêle; gauche; gauchement; gracile; grêle; inncommode; liquide; lâche; maigre; maigrichon; mal à l'aise; maladif; maladivement; maladroit; maladroitement; malhabile; maîgre; mince; peu maniable; qui n'a que la peau et les os; raide; rare; raréfié; relâché; sans force; subtil; svelte; tendre; à pas raides
dürftig	chiche; de second ordre; défavorisé; dépourvu; en être pour ses frais; faible; fluet; frêle; inférieur; insuffisant; maigre; mauvais; mince; misérable; misérablement; médiocre; méprisable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; piteusement; piteux; pitoyable; piètre; piètrement; rare; sobre; sobrement; subalterne	banal; bas; basse; bassement; branlant; cassable; cassant; chancelant; chevrotant; cochon; courant; crapuleusement; crapuleux; croulant; d'usage; dégueulasse; délabré; délié; déshonorant; fluet; grossier; grossière; grossièrement; grêle; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; immature; inconstant; infect; infâme; instable; maigre; malpropre; mauvais; mince; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; pas haut; peu; peu élevé; qui n'a que la peau et les os; quotidien; rare; rarement; sale; sans scrupules; trivial; un peu de; usuel; vachement; vil; vilain; vulgaire; à un degré limité
dürr	aride; chiche; désseché; frugal; grêle; infertile; inférieur; ladre; maigre; malingre; minable; mince; misérable; pauvre; peu; pingre; pitoyable; rêche; sec; stérile; subalterne; tari	aride; de basse température; desséché; dénudé; froid; impartial; inculte; infertile; maigre; maigre comme un clou; maigre comme un coucou; maigre comme un échalas; noueux; objectif; objectivement; osseux; rude; sec; stérile; âpre; âprement
elend	humble; minable; misérable; miteux; passé; pauvre; périmé	affligeant; avachi; catastrophique; criant; d'une façon funeste; de manière désastreuse; désastreuse; désastreusement; désastreux; désolant; effrayant; effroyablement; fatal; fichu; foutu; funeste; gémissant; honteusement; honteux; infâme; inouï; malade; malheureux; minablement; misérable; misérablement; molle; morne; morose; mou; patraque; pleurant; scandaleusement; scandaleux; se lamentant; se plaignant
empfindlich	chiche; défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement	aigu; avec discrétion; avec tact; branlant; cassable; cassant; ce qui devient de plus en plus pénible; chancelant; chevrotant; compatissant; croulant; diplomatique; douillet; délabré; délicat; excitable; faible; fragile; fragilement; friable; frêle; grincheux; grognon; grondeur; inconstant; instable; irascible; irritable; perçant; pénétrant; sensible; sensiblement; sensitif; susceptible; tendre; tendrement; vulnérable
eng	chiche; défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement	au-dessus; avec peu d'espace; avec précision; avoisinant; borné; exigu; juste; limité; mesquin; petit; petit-bourgeois; petitement; pressant; proche; proche de; provincial; près; près de; restreint; rigide; serré; sévèrement; tout juste; tout près de; ténu; voisin; à côté; à l'étroit; étouffant; étouffé; étriqué; étroit; étroitement
erbärmlich	dépourvu; lamentable; malheureux; misérable; misérablement; pauvre; pauvrement; pitoyable; pitoyablement	désolant; fichu; lamentable; malade; malheureux; minable; misérable; misérablement; morne; morose; patraque; pitoyable; pitoyablement; zéro
fein	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	accueillant; agréable; agréablement; aimable; aimablement; amical; amicalement; amusant; attirant; avec classe; avec distinction; avec goût; avec grâce; avec élégance; bien; branlant; carrément; cassable; cassant; chancelant; charmant; cher; chevrotant; chic; chouette; chère; chéri; convenable; croulant; cru; crûment; cérémonieusement; cérémonieux; d'un bon style; d'une manière charmante; de bon goût; de bon ton; de bonne foi; de façon sympathique; de goût; de manière amusante; de taille fine; distingué; divertissant; doux; droit; drôle; du meilleur goût; décoratif; délabré; délicat; délicatement; délié; engageant; esthétique; esthétiquement; faible; fidèle; fin; finement; fluet; fragile; franc; franche; franchement; frêle; gai; gentil; gentille; gentiment; gracieuse; gracieusement; gracieux; gracile; grêle; honnête; honnêtement; inconstant; instable; intègre; joli; maigre; maigrichon; marrant; mignon; mignonne; mince; obligeant; ornemental; plaisamment; plaisant; plein de douceur; raffiné; rare; raréfié; salutaire; sans détours; sans fard; sincère; sincèrement; soigné; subtil; susceptible; svelte; sympa; sympathiquement; séduisant; tendre; tendrement; très agréable; très confortable; vulnérable; élancé; élégamment; élégant
flau	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	avec maladresse; avec raideur; blême; branlant; cassable; cassant; chancelant; chevrotant; croulant; de mauvais goût; dégingandé; délabré; délicat; embarrassé; fade; faible; flou; fragile; fragilement; friable; frêle; gauche; gauchement; gris; grisâtre; inconstant; indolemment; indolent; inerte; inncommode; insipide; instable; lâche; mal à l'aise; maladif; maladivement; maladroit; maladroitement; malhabile; mat; peu maniable; qui manque du goût; raide; relâché; sans force; sans goût; sans sel; sombre; terne; traînant; vague; vaguement; vaporeusement; vaporeux; voilé; vulnérable; à pas raides
gebrechlich	de second ordre; défavorisé; dépourvu; faible; fluet; frêle; inférieur; maigre; mauvais; mince; misérable; médiocre; méprisable; pauvre; pitoyable; subalterne	avec maladresse; avec raideur; branlant; cassable; cassant; chancelant; chevrotant; croulant; dégingandé; délabré; délicat; délié; embarrassé; fade; faible; faiblement; fluet; fragile; fragilement; friable; frêle; gauche; gauchement; grêle; inconstant; inncommode; insipide; instable; lâche; maigre; mal à l'aise; maladif; maladivement; maladroit; maladroitement; malhabile; mince; peu maniable; pâlot; pâlotte; qui n'a que la peau et les os; raide; relâché; sans force; susceptible; vulnérable; à pas raides
gedrungen	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	ramassé; trapu
gering	chiche; défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; insuffisant; maigre; mince; misérable; misérablement; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement	au minimum; banal; bas; basse; bassement; borné; chiche; courant; d'usage; de peu d'importance; déshonorant; exigu; facile; facilement; frugal; futile; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; insignifiant; léger; légère; marginal; mauvais; mesquin; minimal; minime; méchant; méprisable; normal; négligeable; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; pas haut; petit; petit-bourgeois; petitement; peu important; peu élevé; presque pas; provincial; quelques; quotidien; sans importance; sans scrupules; serré; tout juste; usuel; vachement; vil; à l'étroit; à peine; à un degré limité; étriqué
geringfügig	chiche; défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement	au minimum; banal; concis; de peu d'importance; futile; insignifiant; minimal; minime; miniscule; méticuleux; négligeable; peu important; quelques; sans importance; sommaire; succinct; succinctement
grundlos	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	bancal; branlant; cassable; cassant; chancelant; chevrotant; croulant; d'une façon incertaine; délabré; déraisonnable; froid; incertain; inconstant; indifféremment; indifférent; indécis; infondé; injuste; injustifié; inopinément; instable; inéquitable; mal fondé; malhonnête; précaire; sans base; sans fond; sans motif; sans motivation; sans raison; vacillant
hager	chiche; défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement	délicat; délié; effilé; fine; fluet; fragile; frêle; gracile; grêle; maigre; maigrichon; maîgre; mince; noueux; osseux; qui n'a que la peau et les os; rare; raréfié; élancé
handlich	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	accommodant; adroit; adroitement; agile; agilement; astucieusement; astucieux; avec astuce; averti; avisé; brillant; d'un maniement simple; facile à l'emploi; facile à manier; habile; habilement; ingénieuse; ingénieusement; ingénieux; maniable
hilflos	défavorisé; dépourvu; fluet; frêle; maigre; mince; misérable; pauvre; pitoyable	avec maladresse; avec raideur; cassable; cassant; dans le besoin; dégingandé; délaissé; délicat; dénué de tout; désarmé; désarmée; embarrassé; fade; faible; faiblement; fragile; fragilement; friable; frêle; gauche; gauchement; inncommode; insipide; lâche; mal à l'aise; maladif; maladivement; maladroit; maladroitement; malhabile; peu maniable; pâlot; pâlotte; raide; relâché; sans armes; sans défense; sans force; sans ressources; susceptible; tendre; tendrement; vulnérable; à pas raides
hinfällig	chiche; de second ordre; défavorisé; dépourvu; faible; fluet; frêle; inférieur; maigre; mauvais; mince; misérable; médiocre; méprisable; parcimonieux; pauvre; pauvrement; pitoyable; rare; sobre; sobrement; subalterne	avec maladresse

Synoniemen voor "pauvre":

aride; désert; improductif; stérile; inculte; sec; maigre; besogneuse; gênée; impécunieuse; miséreuse; nécessiteuse; besogneux; gêné; impécunieux; miséreux; nécessiteux; congru; adéquat; congruent; famélique; affamé; étique; humble; modeste; effacé; réservé; simple; soumis; obscur; indigent; insuffisant; défectueux; court; imparfait; faible; déficient; médiocre; incapable; loqueteuse; déguenillée; loqueteux; déguenillé; efflanqué; mauvais; exécrable; horrible; faux; inexacte; lamentable; néfaste; nuisible; méchant; infect; cruel; mendiant; quémandeur; chemineau; clochard; gueux; mesquin; étroit; étriqué; petit; avare; appauvri; ruiné; malheureux; dénué; pauvret; sans-le-sou; infécond; infertile; infructueux; ingrat; bréhaigne; inefficace; vain

Wiktionary: pauvre

pauvre

adjective

Qui est dans la pauvreté.
- pauvre → arm; elend; erbärmlich
Qui dénote la pauvreté.
- pauvre → mager
Qui inspire la pitié.
- pauvre → jämmerlich

pauvre

adjective

Landwirtschaft: ertragsarm
- karg → pauvre; aride
bezüglich Bezahlung, Nahrung, Zeit, und so weiter knapp, gering bemessen
- karg → maigre; pauvre
bezüglich Anerkennung, Begeisterung, Zuspruch; Bericht, Nachrichten; Lichtquelle, und so weiter knapp, gering bemessen
- karg → pauvre
wegen materieller Armut karg, elend, ärmlich
- armselig → pauvrement; miteux; misérable; misérablement; pauvre
mittellos, kein Geld besitzend
- arm → pauvre

noun

früher, veraltet spöttisch sowie verächtlich: (armer) Jude
- Mauschel → juivaillon; juifaillon; pauvre

Cross Translation:

From	To	Via
• pauvre	→ mager	↔ lean — having more air than necessary to burn all the fuel
• pauvre	→ mager	↔ meager — poor, deficient or inferior
• pauvre	→ Bettelknabe; Armer	↔ pauper — one who is extremely poor
• pauvre	→ arm	↔ poor — with no possessions or money
• pauvre	→ arm	↔ poor — to be pitied
• pauvre	→ dürftig	↔ pover — teleurstellend klein of gering
• pauvre	→ arm	↔ arm — weinig bezittend

Verwante vertalingen van pauvre

Remove Ads

Franse en Duitse zoekresultaten voor: pauvre

Uitgebreide vertaling voor pauvre (Frans) in het Duits

pauvre:

pauvre bijvoeglijk naamwoord

pauvre (indigent)

pauvre (miséreux; nécessiteux; indigent)

pauvre (inférieur; mauvais; faible; méprisable; médiocre; subalterne; de second ordre)

pauvre (aride; sec; mince; désseché; frugal; peu; maigre; minable; grêle; tari; misérable; pitoyable; chiche; malingre; pingre; ladre)

pauvre (pitoyable; mince; maigre; dépourvu; défavorisé; misérable; frêle; fluet)

pauvre (misérablement; insuffisant; maigre; misérable; pauvrement)

pauvre (mince; maigre; sobre; chiche; parcimonieux; rare; pauvrement; sobrement)

pauvre (misérable; maigre; minable; pouilleux)

pauvre (lamentable; pitoyable; pitoyablement)

pauvre (misérable; passé; périmé; humble; minable; miteux)

pauvre (misérable; lamentable)

pauvre (sans ressources; démuni; très pauvre)

pauvre (aride; inférieur; infertile; stérile; subalterne; frugal; rêche)

pauvre (pitoyable; misérable; dépourvu; pitoyablement; malheureux; lamentable; pauvrement; misérablement)

pauvre (en être pour ses frais; piètre; piteusement; piteux; pauvrement; piètrement)

Vertaal Matrix voor pauvre:

Synoniemen voor "pauvre":

Wiktionary: pauvre

Verwante vertalingen van pauvre