Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
interdit:
- verboten; illegal; unrechtmäßig; unzulässig; unerlaubt; widerrechtlich; gesetzeswidrig; gesetzwidrig; ungesetzlich; nicht erlaubt; heimlich; unberechtigt; bestürzt; sprachlos; erstaunt; verblüfft; entsetzt; dumm; schweigend; entgeistert; betreten; verwirrt; verdutzt; konfus; bedripst; versteckt; verstohlen; baff; betroffen; fassungslos; erschüttert; perplex
- Suspension; Aussetzung; Unterbechung
- interdire:
-
Wiktionary:
- interdit → verboten, sprachlos
- interdit → verboten
- interdire → verbieten, entheben, ächten
- interdire → verbieten, untersagen, ausschließen
Frans
Uitgebreide vertaling voor interdit (Frans) in het Duits
interdit:
-
interdit (illégal; défendu; illicite; illégitime; clandestin; contraire à la loi; injuste; clandestinement)
verboten; illegal; unrechtmäßig; unzulässig; unerlaubt; widerrechtlich; gesetzeswidrig; gesetzwidrig; ungesetzlich; nicht erlaubt; heimlich-
verboten bijvoeglijk naamwoord
-
illegal bijvoeglijk naamwoord
-
unrechtmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
unzulässig bijvoeglijk naamwoord
-
unerlaubt bijvoeglijk naamwoord
-
widerrechtlich bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzeswidrig bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzwidrig bijvoeglijk naamwoord
-
ungesetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
nicht erlaubt bijvoeglijk naamwoord
-
heimlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
interdit (illégal; illicite; clandestin)
unrechtmäßig; illegal; gesetzeswidrig; unberechtigt-
unrechtmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
illegal bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzeswidrig bijvoeglijk naamwoord
-
unberechtigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
interdit (confus; déconcerté; interloqué)
-
interdit (stupéfait; étonné; surpris; perplexe; décontenancé; avec étonnement; bouche bée; ahuri; hébété; déconcerté; étourdi; ébahi; d'un air surpris)
-
interdit (muet; ébahi; sans voix; mat; pantois; ébaubi; terne; ahuri; baba; perplexe; éberlué; bouche bée; décontenancé; estomaqué)
dumm; sprachlos; schweigend-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
sprachlos bijvoeglijk naamwoord
-
schweigend bijvoeglijk naamwoord
-
-
interdit (pantois; ahuri; penaud; déconcerté; déconfit)
-
interdit (stupéfait; perplexe; déconcerté; bouche bée; estomaqué)
-
interdit (clandestin; illicite; clandestinement; défendu; en cachette)
heimlich; unerlaubt; versteckt; verstohlen-
heimlich bijvoeglijk naamwoord
-
unerlaubt bijvoeglijk naamwoord
-
versteckt bijvoeglijk naamwoord
-
verstohlen bijvoeglijk naamwoord
-
-
interdit (troublé; touché; bouche bée; estomaqué; frappé; stupéfait; effaré; perplexe; pantois; consterné; éberlué; ébahi; épaté; déconcerté; époustouflé; décontenancé)
entsetzt; baff; erstaunt; betroffen; betreten; fassungslos; erschüttert; bestürzt; verdutzt; verblüfft; perplex-
entsetzt bijvoeglijk naamwoord
-
baff bijvoeglijk naamwoord
-
erstaunt bijvoeglijk naamwoord
-
betroffen bijvoeglijk naamwoord
-
betreten bijvoeglijk naamwoord
-
fassungslos bijvoeglijk naamwoord
-
erschüttert bijvoeglijk naamwoord
-
bestürzt bijvoeglijk naamwoord
-
verdutzt bijvoeglijk naamwoord
-
verblüfft bijvoeglijk naamwoord
-
perplex bijvoeglijk naamwoord
-
-
l'interdit (suspension de ses fonctiones; suspension)
Vertaal Matrix voor interdit:
Synoniemen voor "interdit":
interdit vorm van interdire:
interdire werkwoord (interdis, interdit, interdisons, interdites, interdisent, interdisais, interdisait, interdisions, interdisiez, interdisaient, interdîmes, interdîtes, interdirent, interdirai, interdiras, interdira, interdirons, interdirez, interdiront)
-
interdire (prohiber; refuser)
-
interdire (empêcher; entraver; faire obstacle à)
behindern; aufhalten; hindern; blockieren; hemmen; stören; entgegenarbeiten-
entgegenarbeiten werkwoord
Conjugations for interdire:
Présent
- interdis
- interdis
- interdit
- interdisons
- interdites
- interdisent
imparfait
- interdisais
- interdisais
- interdisait
- interdisions
- interdisiez
- interdisaient
passé simple
- interdis
- interdis
- interdit
- interdîmes
- interdîtes
- interdirent
futur simple
- interdirai
- interdiras
- interdira
- interdirons
- interdirez
- interdiront
subjonctif présent
- que j'interdise
- que tu interdises
- qu'il interdise
- que nous interdisions
- que vous interdisiez
- qu'ils interdisent
conditionnel présent
- interdirais
- interdirais
- interdirait
- interdirions
- interdiriez
- interdiraient
passé composé
- ai interdit
- as interdit
- a interdit
- avons interdit
- avez interdit
- ont interdit
divers
- interdis!
- interdites!
- interdisons!
- interdit
- interdisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor interdire:
Synoniemen voor "interdire":
Wiktionary: interdire
interdire
Cross Translation:
verb
interdire
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• interdire | → verbieten | ↔ ban — forbid |
• interdire | → verbieten | ↔ bar — to prohibit |
• interdire | → untersagen; verbieten | ↔ forbid — to disallow |
• interdire | → verbieten | ↔ prohibit — to proscribe |
• interdire | → verbieten | ↔ proscribe — forbid or prohibit |
• interdire | → ausschließen | ↔ rule out — to make something impossible |
• interdire | → verbieten; untersagen | ↔ verbieden — een bepaalde handeling strafbaar stellen |