Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
installer:
- einrichten; installieren; errichten; einsetzen; aufstellen; aufbauen; bauen; festlegen; erbauen; anlegen; hinstellen; einräumen; einordnen; ausstatten; möblieren; inaugurieren; einsegnen; befestigen; festmachen; beglaubigen; heften; festhaken; anbinden; anheften; festheften; legen; ablagern; deponieren; bergen; unterbringen; ablegen; hinlegen; lagern; niederlegen; aufheben; bewahren; aufbewahren; stecken; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einweisen; schlingen; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren; unteraus legen
-
Wiktionary:
- installer → einführen, einrichten, einsetzen, installieren
- installer → einbauen, installieren, einweisen, erden
Frans
Uitgebreide vertaling voor installer (Frans) in het Duits
installer:
installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, installent, installais, installait, installions, installiez, installaient, installai, installas, installa, installâmes, installâtes, installèrent, installerai, installeras, installera, installerons, installerez, installeront)
-
installer (arranger)
einrichten; installieren; errichten; einsetzen; aufstellen; aufbauen; bauen; festlegen; erbauen-
einrichten werkwoord (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
-
installer (construire; mettre; dresser)
installieren; anlegen; einrichten; bauen-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
einrichten werkwoord (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
-
-
installer (mettre; asseoir; placer; insérer; appliquer; signaler; poser; garer; stationner)
-
installer (meubler; aménager; outiller)
ausstatten; einrichten; möblieren-
ausstatten werkwoord (statte aus, stattest aus, stattet aus, stattete aus, stattetet aus, ausgestattet)
-
einrichten werkwoord (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
-
-
installer (inaugurer)
einsetzen; inaugurieren; einsegnen-
inaugurieren werkwoord (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)
-
installer (attacher à qc; attacher; fixer; agrafer; parapher; coller; poser; renforcer; lier; marquer; nouer; timbrer)
befestigen; festmachen; beglaubigen; heften; festhaken; anbinden; anheften; festheften-
festheften werkwoord (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
-
installer (poser; mettre; placer; déposer; ranger)
-
installer (poser; mettre; placer; déposer; ranger)
-
installer (poser qch; mettre; préserver; garder; déposer; placer; ranger)
hinlegen; lagern; deponieren; ablegen; niederlegen; aufheben; bewahren; bergen; aufbewahren-
niederlegen werkwoord
-
aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
-
installer (coucher; mettre; déposer; poser; fixer; insérer; placer; faire asseoir)
stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren; unteraus legen-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
stationieren werkwoord (stationiere, stationierst, stationiert, stationierte, stationiertet, stationiert)
-
unteraus legen werkwoord
-
installer
installieren-
installieren werkwoord (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
Conjugations for installer:
Présent
- installe
- installes
- installe
- installons
- installez
- installent
imparfait
- installais
- installais
- installait
- installions
- installiez
- installaient
passé simple
- installai
- installas
- installa
- installâmes
- installâtes
- installèrent
futur simple
- installerai
- installeras
- installera
- installerons
- installerez
- installeront
subjonctif présent
- que j'installe
- que tu installes
- qu'il installe
- que nous installions
- que vous installiez
- qu'ils installent
conditionnel présent
- installerais
- installerais
- installerait
- installerions
- installeriez
- installeraient
passé composé
- ai installé
- as installé
- a installé
- avons installé
- avez installé
- ont installé
divers
- installe!
- installez!
- installons!
- installé
- installant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor installer:
Synoniemen voor "installer":
Wiktionary: installer
installer
Cross Translation:
verb
installer
-
Mettre solennellement en possession d’une place, d’un emploi, d’une dignité.
- installer → einführen; einrichten; einsetzen; installieren
verb
-
eine technische Vorrichtung einbauen
-
(transitiv) jemanden in eine Position, Stellung, Würde, bringen, jemandem Rechte verleihen
-
trennbar, transitiv: genau passende Teile in etwas, das schon vorhanden ist, einfügen und befestigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• installer | → installieren | ↔ install — set something up for use |
• installer | → installieren | ↔ installeren — het aanleggen van een installatie |
• installer | → installieren | ↔ installeren — het invoeren en gebruiksklaar maker van een computerprogramma |
• installer | → einweisen | ↔ installeren — de formele aanvang van een officiële functie |
• installer | → erden | ↔ aarden — met de aarde verbinden |