Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: coup

Franse en Duitse zoekresultaten voor: coup

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. coup:
  2. coupé:
  3. à-coup:
  4. Wiktionary:
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. coup:
    • Wiktionary:
      Coup → coup d'état, coup, coup d'État
    • Synoniemen voor "Coup":
      gelungener Streich; Streich; Ulk

Frans

Uitgebreide vertaling voor coup (Frans) in het Duits

coup:

coup [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le coup (coup d'Etat; putsch)
    der Staatsstreich; der Putsch
  2. le coup
    die schnelleNummer
  3. le coup
    der Schachzug; der Spielzug
  4. le coup (bosse)
    die Beule; der Eindruck; die Delle; die Verbeulung; die Einstülpung; der Kniff; die Eindrücke; die Einsenkung
  5. le coup (poussée; coup de pouce; butoir; )
    der Stoß; der Schlag; der Puff; der Bums; der leichter Stoß; der Anstoß; der Anprall; der Zusammenstoß
    • Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Puff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bums [der ~] zelfstandig naamwoord
    • leichter Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anprall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zusammenstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. le coup (lourde chute; choc; boum; )
    der Bums; der Knall; der Krach; der Plumps; der Schuß; der Fall
    • Bums [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Knall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krach [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Plumps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fall [der ~] zelfstandig naamwoord
  7. le coup (claque; gifle; tape)
    der Klaps; der Stoß; der Hau
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hau [der ~] zelfstandig naamwoord
  8. le coup (coup de poing; claque; torgnole)
    der Schlag; der Hieb; der Handschlag; der Klaps; der Faustschlag
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Handschlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Faustschlag [der ~] zelfstandig naamwoord
  9. le coup (claque; petit coup; gifle; tape)
    der Schlag; der Klaps; der Hieb; der leichter Schlag
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • leichter Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
  10. le coup (claque; gifle)
    der Schlag; der Hieb; der Klaps
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
  11. le coup (gorgée; trait)
    der Schluck; der Zug
    • Schluck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zug [der ~] zelfstandig naamwoord
  12. le coup (soupçon; rien; pousse)
    der Schuß; der Spritzer; die Spur
    • Schuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spritzer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spur [die ~] zelfstandig naamwoord
  13. le coup (coup de clocher; sonnerie)
    der Glockenschlag
  14. le coup (coup de couteau; piqûre)
    der Stich; der Messerstich
  15. le coup (collision; accrochage; altercation; choc; cahot)
    der Zusammenstoß; der Stoß
  16. le coup (torgnole; baffe; pain; )
    der Schlag; der Hieb; der Puff; die Maulschelle; die Ohrfeige; der Bums; der Klaps
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Puff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Maulschelle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ohrfeige [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bums [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
  17. le coup (caprice; tour; bêtise; coup de tête; cabriole)
    die Kapriole
    • Kapriole [die ~] zelfstandig naamwoord
  18. le coup (coup d'échecs)
    der Zug; der Schachzug; Manöver
    • Zug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schachzug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Manöver [das ~] zelfstandig naamwoord
  19. le coup (partie blette)
    der ein blauer Stelle; die Beule

coup

  1. coup
    der Fußtritt; der Stoß
    • Fußtritt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor coup:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anprall butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle
Anstoß butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée aiguillon; coup de pied de but; encouragement; exhortation; impulsion; incitation; initiative; instigation; instinct; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus
Beule bosse; coup; partie blette abcès; ampoule; bosse; bouffissure; boule; bouton; bubon; bulle; contusion; enflure; gonflement; grosseur; lésion; meurtrissure; quignon; renflement; tumeur; tuméfaction
Bums baffe; beigne; boum; butoir; cahot; choc; claque; coup; coup de pouce; coup dur; coup violent; fracas; gifle; grondement; heurt; impulsion; lourde chute; pain; petit coup; poussée; torgnole; éclat boum; floc; plouf
Delle bosse; coup cavité; creux; fosse; niveau peu élevé; trou
Eindruck bosse; coup avis; compréhension; concept; conception; conscience; conviction; disposition; don; empreinte; entendement; façon de voir; idée; impression; impression générale; intuition; notion; opinion; optique; pensée; perception; perspective; point de vue; réflexion; sensation; sentiment; vision; émotion
Eindrücke bosse; coup avis; compréhension; concept; conception; conscience; disposition; don; empreinte; entendement; façon de voir; idée; impression; intuition; notion; opinion; optique; pensée; perspective; point de vue; réflexion; vision
Einsenkung bosse; coup affaissement; affaissement de terrain; effondrement du sol; niveau peu élevé
Einstülpung bosse; coup
Fall boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat affaire; angle; cas; cas problématique; chute; destruction; différend; débâcle; effondrement; fait; inconvénient; instant; moment; optique; perdition; perspective; perte; point de vue; point à l'ordre du jour; problème; question; ruine; écroulement
Faustschlag claque; coup; coup de poing; torgnole
Fußtritt coup escabeau; escalier; marchepied; échelle
Glockenschlag coup; coup de clocher; sonnerie
Handschlag claque; coup; coup de poing; torgnole coup de main; main chaude; tape de la main
Hau claque; coup; gifle; tape
Hieb baffe; beigne; claque; coup; coup de poing; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; torgnole balafre; beigne; bourrade; calotte; chataîgne; claque; coup de hache; gnon; marron; torgniole
Kapriole bêtise; cabriole; caprice; coup; coup de tête; tour cabriole; caprice; culbute; galpette; gambade; pirouette
Klaps baffe; beigne; claque; coup; coup de poing; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; torgnole chataîgne; gnon; marron; petit coup; tape; touché sur le nez
Knall boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat boum; déflagration; détonation; explosion; floc; plouf
Kniff bosse; coup adresse; aptitude; art; astuce; capacité; combine; compétence; connaissance; connaissances; dextérité; habileté; poignée; prétexte; ruse; savoir; savoir-faire; subterfuge; tour; tour d'artifice; tour de main; truc; trucage
Krach boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat accrochage; altercation; atteinte à l'ordre public; boucan; boum; brouhaha; bruit; cabale; chahut; cohue; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; désordre; floc; fracas; heurt; interférence; interruption; krach; litige; lutte; plouf; polémique; querelle; rumeur; tapage; tumulte; vacarme
Manöver coup; coup d'échecs astuce; combat simulé; manoeuvre; ruse; simulacre de combat
Maulschelle baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole calotte; claque; gifle; soufflet
Messerstich coup; coup de couteau; piqûre
Ohrfeige baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole calotte; claque; gifle; soufflet
Plumps boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat flac; floc; paquet d'eau; plouf
Puff baffe; beigne; butoir; cahot; choc; claque; coup; coup de pouce; coup dur; gifle; heurt; impulsion; pain; petit coup; poussée; torgnole backgammon; chataîgne; gnon; marron; trictrac
Putsch coup; coup d'Etat; putsch
Schachzug coup; coup d'échecs
Schlag baffe; beigne; butoir; cahot; choc; claque; coup; coup de poing; coup de pouce; coup dur; gifle; heurt; impulsion; pain; petit coup; poussée; tape; torgnole boum; concierge; espèce; flash; floc; foudre; gardien d'immeuble; genre; jambes cloches; pigeonnier; plouf; portier; race; variété; éclair
Schluck coup; gorgée; trait goutte; petit verre
Schuß boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; pousse; rien; soupçon; éclat bouture; coups; déflagration; détonation; explosion
Spielzug coup
Spritzer coup; pousse; rien; soupçon accro; camé; tache
Spur coup; pousse; rien; soupçon bout; caractère; caractérisation; caractéristique; coin; empreinte de pas; indication; indice; indices; marque; particularité; petit peu; pincée; propriété; qualité; rien; signe; signe de tête; signe du doigt; singularité; suggestion; trace; trait; trait distinctif; traçage; tuyau; éclaircissement
Staatsstreich coup; coup d'Etat; putsch coup d'État
Stich coup; coup de couteau; piqûre attachement; commencement de la pourriture; piqûre; surpiqûre
Stoß accrochage; altercation; butoir; cahot; choc; claque; collision; coup; coup de pouce; gifle; heurt; impulsion; petit coup; poussée; tape accrochage; accumulation; altercation; amoncellement; assemblage; boum; choc; collision; conflit; cumul; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; entassement; floc; heurt; litige; masse; monceau; montagne; mouvement brusque; nage; pile; plouf; quantité; querelle; ramas; rassemblement; saccade; secousse; tas; à-coup
Verbeulung bosse; coup
Zug coup; coup d'échecs; gorgée; trait cortège; courant d'air; force aspiratoire; puissance de succion; raie; rayure; suite; train; trait; trait de plume; vent coulis
Zusammenstoß accrochage; altercation; butoir; cahot; choc; collision; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée abordage; accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle
ein blauer Stelle coup; partie blette
leichter Schlag claque; coup; gifle; petit coup; tape petit coup; tape
leichter Stoß butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; heurt; impulsion; petit coup; poussée
schnelleNummer coup
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anprall choc

Synoniemen voor "coup":


Wiktionary: coup

coup
noun
  1. impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
coup
noun
  1. ruckartige Bewegung, mit der ein Gegenstand einen anderen Gegenstand trifft
  2. Schach: das regelgerechte Bewegen, Ziehen einer Schachfigur während einer Partie
  3. umgangssprachlich: zügig vollzogener Geschlechtsakt ohne Vorspiel
  4. umgangssprachlich: etwas, das auf die Schnelle und wenig ausführlich gemacht wird
  5. heftiger Schlag mit einem scharfen Gegenstand
Cross Translation:
FromToVia
• coup → Schlag ↔ blow — act of striking or hitting
• coup → Coup; Putsch; Staatsstreich ↔ coup d'état — sudden overthrow of a government
• coup → Todesstoß ↔ deathblow — strike or blow that leads to death, especially a coup de grace
• coup → Todesstoß ↔ deathblow — something that prevents the completion, or ends the existence of some project etc
• coup → Treffer; Stoß; Hieb; Schlag ↔ hit — blow, punch
• coup → Streich; Gaunerei ↔ knavery — the (mis)behaviour of a knave
• coup → Schlag ↔ knock — impact
• coup → Zug; Spielzug ↔ move — the act of moving a token on a gameboard
• coup → Schlag; Hieb ↔ stroke — blow
• coup → Streich ↔ stroke — act of striking with a weapon
• coup → Schlag ↔ whack — A blow, impact or slap
• coup → Putsch ↔ staatsgreep — illegale afzetting van een regering

coupé:

coupé bijvoeglijk naamwoord

  1. coupé
    geschnitten
  2. coupé (tranché à l'aide d'un couteau; sectionné; tranché)
    durchgeschnitten
  3. coupé (clivé; tranché; fendu)
    durchgehauen; durchgehakt
  4. coupé (entrelardé; marbré)
    durchwachsen

coupé [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le coupé (compartiment)
    Eisenbahnabteil

Vertaal Matrix voor coupé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Eisenbahnabteil compartiment; coupé
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durchgehakt clivé; coupé; fendu; tranché
durchgehauen clivé; coupé; fendu; tranché
durchgeschnitten coupé; sectionné; tranché; tranché à l'aide d'un couteau
durchwachsen coupé; entrelardé; marbré
geschnitten coupé

Synoniemen voor "coupé":


Wiktionary: coupé

Cross Translation:
FromToVia
• coupé → geschnitten ↔ cut — having been cut

à-coup:

à-coup [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'à-coup (choc; secousse; mouvement brusque; saccade; heurt)
    der Stoß; der Ruck; die erschütternde Bewegung

Vertaal Matrix voor à-coup:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ruck choc; heurt; mouvement brusque; saccade; secousse; à-coup attrait; resserrement; serrage; trait
Stoß choc; heurt; mouvement brusque; saccade; secousse; à-coup accrochage; accumulation; altercation; amoncellement; assemblage; boum; butoir; cahot; choc; claque; collision; conflit; coup; coup de pouce; cumul; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; entassement; floc; gifle; heurt; impulsion; litige; masse; monceau; montagne; nage; petit coup; pile; plouf; poussée; quantité; querelle; ramas; rassemblement; tape; tas
erschütternde Bewegung choc; heurt; mouvement brusque; saccade; secousse; à-coup

Verwante vertalingen van coup



Duits

Uitgebreide vertaling voor coup (Duits) in het Frans

Coup:


Synoniemen voor "Coup":


Wiktionary: Coup

Cross Translation:
FromToVia
• Coup → coup d'état; coup; coup d'État ↔ coup d'état — sudden overthrow of a government







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1456 seconde
Page rendered in 1.0 seconds