Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: module

Franse en Duitse zoekresultaten voor: module

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

module:
- Modul
moduler:
- nuancieren; Unterschied machen
Wiktionary:
- module → Modul, Bausatz
- moduler → modulieren

Frans

Uitgebreide vertaling voor module (Frans) in het Duits

module:

module [le ~] zelfstandig naamwoord

le module
der Modul
- Modul [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor module:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Modul	module	moteur

Synoniemen voor "module":

norme; dimension

Wiktionary: module

module

noun

Sous-ensemble (4):
- module → Modul; Modul

module

noun

eine technische oder organisatorische Einheit, die mit anderen Einheiten zu einem höherwertigen Ganzen zusammengefügt werden kann. Auch Bauteil eines Baukastensystems
- Modul → module
Technik: Verhältniszahl mathematischer oder technischer Größen
- Modul → module
eine Anzahl an zusammengehörenden Fertigteilen, aus denen ein bestimmtes Endprodukt selbst zusammengebaut werden kann
- Bausatz → module; kit; jeu; ensemble

modulé:

Synoniemen voor "modulé":

progressif; graduel; ascendant; croissant; adapté; rythmé; régulier; tempéré

moduler:

moduler werkwoord (module, modules, modulons, modulez, modulent, modulais, modulait, modulions, moduliez, modulaient, modulai, modulas, modula, modulâmes, modulâtes, modulèrent, modulerai, moduleras, modulera, modulerons, modulerez, moduleront)

moduler (apporter une distinction dans; nuancer)
nuancieren; Unterschied machen
- nuancieren werkwoord (nuanciere, nuancierst, nuanciert, nuancierte, nuanciertet, nuanciert)
- Unterschied machen werkwoord

Conjugations for moduler:

Présent

module
modules
module
modulons
modulez
modulent

imparfait

modulais
modulais
modulait
modulions
moduliez
modulaient

passé simple

modulai
modulas
modula
modulâmes
modulâtes
modulèrent

futur simple

modulerai
moduleras
modulera
modulerons
modulerez
moduleront

subjonctif présent

que je module
que tu modules
qu'il module
que nous modulions
que vous moduliez
qu'ils modulent

conditionnel présent

modulerais
modulerais
modulerait
modulerions
moduleriez
moduleraient

passé composé

ai modulé
as modulé
a modulé
avons modulé
avez modulé
ont modulé

divers

module!
modulez!
modulons!
modulé
modulant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor moduler:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Unterschied machen	apporter une distinction dans; moduler; nuancer	descerner; distinguer
nuancieren	apporter une distinction dans; moduler; nuancer	différencier; modifier; nuancer

Synoniemen voor "moduler":

pondérer; adapter; varier; changer; différer; osciller; diversifier; bigarrer

Wiktionary: moduler

moduler

verb

abwandeln, abändern, verändern
- modulieren → moduler

Computer vertaling door derden: