Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: exploser

Franse en Duitse zoekresultaten voor: exploser

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. exploser:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor exploser (Frans) in het Duits

exploser:

exploser werkwoord (explose, exploses, explosons, explosez, )

  1. exploser (exploder; éclater)
    explodieren; platzen
    • explodieren werkwoord (explodiere, explodierst, explodiert, explodierte, explodiertet, explodiert)
    • platzen werkwoord (platze, platzst, platzt, platzte, platztet, geplatzt)
  2. exploser (gonfler; se ballonner; bomber; )
    explodieren lassen; sprengen
  3. exploser (crever; péter; éclater; )
    springen; explodieren; bersten; zerspringen
    • springen werkwoord (springe, springst, springt, sprang, spranget, gesprungen)
    • explodieren werkwoord (explodiere, explodierst, explodiert, explodierte, explodiertet, explodiert)
    • bersten werkwoord (berste, birst, barst, barstet, geborsten)
    • zerspringen werkwoord (zerspringe, zerspringst, zerspringt, zerspringte, zerspringtet, zerspringt)
  4. exploser (éclater; sauter)
    auseinanderplatzen
    • auseinanderplatzen werkwoord (platze auseinander, platzt auseinander, platzte auseinander, platztet auseinander, aueinandergeplatzt)
  5. exploser (éclater; éclater en morceaux)
    bersten; platzen; zerspringen; explodieren
    • bersten werkwoord (berste, birst, barst, barstet, geborsten)
    • platzen werkwoord (platze, platzst, platzt, platzte, platztet, geplatzt)
    • zerspringen werkwoord (zerspringe, zerspringst, zerspringt, zerspringte, zerspringtet, zerspringt)
    • explodieren werkwoord (explodiere, explodierst, explodiert, explodierte, explodiertet, explodiert)

Conjugations for exploser:

Présent
  1. explose
  2. exploses
  3. explose
  4. explosons
  5. explosez
  6. explosent
imparfait
  1. explosais
  2. explosais
  3. explosait
  4. explosions
  5. explosiez
  6. explosaient
passé simple
  1. explosai
  2. explosas
  3. explosa
  4. explosâmes
  5. explosâtes
  6. explosèrent
futur simple
  1. exploserai
  2. exploseras
  3. explosera
  4. exploserons
  5. exploserez
  6. exploseront
subjonctif présent
  1. que j'explose
  2. que tu exploses
  3. qu'il explose
  4. que nous explosions
  5. que vous explosiez
  6. qu'ils explosent
conditionnel présent
  1. exploserais
  2. exploserais
  3. exploserait
  4. exploserions
  5. exploseriez
  6. exploseraient
passé composé
  1. ai explosé
  2. as explosé
  3. a explosé
  4. avons explosé
  5. avez explosé
  6. ont explosé
divers
  1. explose!
  2. explosez!
  3. explosons!
  5. explosé
  6. explosant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor exploser:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auseinanderplatzen exploser; sauter; éclater
bersten crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux briser; casser; cliver; couper; craquer; crevasser; crever; fendiller; fendre; fissurer; foutre; fracasser; lézarder; rompre; s'ouvrir brusquement; se cliver; se fendiller; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; trancher; éclater
explodieren crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux s'écraser; tomber avec un bruit sourd; tomber avec un plouf; éclater
explodieren lassen bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler
platzen exploder; exploser; éclater; éclater en morceaux briser; casser; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; s'ouvrir brusquement; s'écraser; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; tomber avec un bruit sourd; tomber avec un plouf; éclater
sprengen bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler asperger; mouiller
springen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux bondir; courir; donner suite; donner suite à; faire de la course; faire un bond; filer; galoper; houblonner; remplacer; rentrer dans; rompre; sauter; sauter dans; sauter en l'air; sauter par dessus; se dépêcher; se presser; se précipiter; se ruer; sprinter; suppléer; être enfoncer; être renforcé
zerspringen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux briser; casser; craquer; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; se fendre; se fissurer; se fêler; éclater
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprengen sauter

Synoniemen voor "exploser":


Wiktionary: exploser

exploser exploser
Cross Translation:
FromToVia
• exploser → explodieren; hochgehen; gehen ↔ blow — to explode
• exploser → platzen; explodieren ↔ explode — to explode (intransitive)
• exploser → emporschnellen; hochschnellen; explodieren ↔ skyrocket — to increase suddenly and extremely
• exploser → platzen; explodieren ↔ exploderen — (ergatief) door een schei- of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0680 seconde
Page rendered in 1.0 seconds