Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
imposant:
- überwältigend; eindrucksvoll; beeindruckend; imposant; imponierend; enorm; kolossal; ergreifend; ehrfurchtsvoll; ehrerbietig; andächtig; ansehnlich; bedeutend; ziemlich; erheblich; beträchtlich; wichtig; denkwürdig; grossartig; grosszügig; groß; riesig; toll; stark; ungeheuer; gewaltig; fabelhaft; großartig; riesenhaft; grandios; titanisch; irre; kapital; unermeßlich; immens; gigantisch; himmelweit; triumphal
- imposer:
-
Wiktionary:
- imposant → erhaben, majestätisch, imposant, stattlich
- imposer → aufdrängen, aufnötigen, dringen, aufdringen, antun, anziehen, auflegen, anlegen, zwingen, anmuten, andrehen, oktroyieren
- imposer → verpflichten
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
imposant:
- imposant; respectueux; respectueusement; énormément; avec déférence; en grande estime; phénoménal; fantastique; magnifique; fabuleux; superbe; extraordinaire; extraordinairement; formidable; esbroufant; énorme; gigantesque; géant; très grand; hors de toute proportion; grandiose; immense; super; démesuré; colossal; immensément; colossalement; ample; somptueux; impressionnant; fastueux; pompeux; large
-
Wiktionary:
- imposant → imposant
- imposant → épatant, impressionnant
Frans
Uitgebreide vertaling voor imposant (Frans) in het Duits
imposant:
-
imposant (esbroufant; énormément)
überwältigend; eindrucksvoll; beeindruckend; imposant; imponierend; enorm; kolossal-
überwältigend bijvoeglijk naamwoord
-
eindrucksvoll bijvoeglijk naamwoord
-
beeindruckend bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
imponierend bijvoeglijk naamwoord
-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
kolossal bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (impressionnant; prestigieux; superbe; magnifique; spectaculaire; sublime; grandiose)
imponierend; eindrucksvoll; beeindruckend; überwältigend; ergreifend-
imponierend bijvoeglijk naamwoord
-
eindrucksvoll bijvoeglijk naamwoord
-
beeindruckend bijvoeglijk naamwoord
-
überwältigend bijvoeglijk naamwoord
-
ergreifend bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (respectueux; respectueusement; énormément; avec déférence; en grande estime)
beeindruckend; überwältigend; eindrucksvoll; imposant; ehrfurchtsvoll; imponierend; ehrerbietig; enorm; kolossal; andächtig-
beeindruckend bijvoeglijk naamwoord
-
überwältigend bijvoeglijk naamwoord
-
eindrucksvoll bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
ehrfurchtsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
imponierend bijvoeglijk naamwoord
-
ehrerbietig bijvoeglijk naamwoord
-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
kolossal bijvoeglijk naamwoord
-
andächtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (respectable; impressionnant)
ansehnlich; bedeutend; ziemlich; erheblich; beträchtlich; wichtig-
ansehnlich bijvoeglijk naamwoord
-
bedeutend bijvoeglijk naamwoord
-
ziemlich bijvoeglijk naamwoord
-
erheblich bijvoeglijk naamwoord
-
beträchtlich bijvoeglijk naamwoord
-
wichtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (mémorable; immense; prodigieusement; énorme)
denkwürdig-
denkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (vaste; de grande envergure; princièrement; ambitieux; considérable; grandiose; comme un prince; en grand)
-
imposant (colossal; énorme; gigantesque; géant; très grand; hors de toute proportion; grandiose; immense; super; démesuré; immensément; colossalement)
groß; riesig; toll; imposant; stark; ungeheuer; gewaltig; fabelhaft; großartig; riesenhaft; grandios; titanisch; irre; eindrucksvoll; kapital; enorm; überwältigend; unermeßlich; immens; gigantisch; kolossal; himmelweit; imponierend; triumphal-
groß bijvoeglijk naamwoord
-
riesig bijvoeglijk naamwoord
-
toll bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
ungeheuer bijvoeglijk naamwoord
-
gewaltig bijvoeglijk naamwoord
-
fabelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
großartig bijvoeglijk naamwoord
-
riesenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
grandios bijvoeglijk naamwoord
-
titanisch bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
eindrucksvoll bijvoeglijk naamwoord
-
kapital bijvoeglijk naamwoord
-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
überwältigend bijvoeglijk naamwoord
-
unermeßlich bijvoeglijk naamwoord
-
immens bijvoeglijk naamwoord
-
gigantisch bijvoeglijk naamwoord
-
kolossal bijvoeglijk naamwoord
-
himmelweit bijvoeglijk naamwoord
-
imponierend bijvoeglijk naamwoord
-
triumphal bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor imposant:
Synoniemen voor "imposant":
imposant vorm van imposer:
-
imposer
imposer werkwoord (impose, imposes, imposons, imposez, imposent, imposais, imposait, imposions, imposiez, imposaient, imposai, imposas, imposa, imposâmes, imposâtes, imposèrent, imposerai, imposeras, imposera, imposerons, imposerez, imposeront)
-
imposer
-
imposer (seller)
aufsatteln; satteln-
aufsatteln werkwoord (sattele auf, sattelst auf, sattelt auf, sattelte auf, satteltet auf, aufgesattelt)
-
-
imposer (attaquer; assaillir; agresser; brusquer; forcer; contraindre; assiéger; faire violence; se précipiter; s'élancer; se ruer; prendre d'assaut; se ruer sur; donner l'assaut à)
-
imposer (forcer; obliger; contraindre; brusquer)
-
imposer (presser; insister sur qc; pousser)
-
imposer (réussir à imposer; forcer)
durchsetzen; durchführen-
durchführen werkwoord (führe durch, führst durch, führt durch, führte durch, führtet durch, durchgeführt)
Conjugations for imposer:
Présent
- impose
- imposes
- impose
- imposons
- imposez
- imposent
imparfait
- imposais
- imposais
- imposait
- imposions
- imposiez
- imposaient
passé simple
- imposai
- imposas
- imposa
- imposâmes
- imposâtes
- imposèrent
futur simple
- imposerai
- imposeras
- imposera
- imposerons
- imposerez
- imposeront
subjonctif présent
- que j'impose
- que tu imposes
- qu'il impose
- que nous imposions
- que vous imposiez
- qu'ils imposent
conditionnel présent
- imposerais
- imposerais
- imposerait
- imposerions
- imposeriez
- imposeraient
passé composé
- ai imposé
- as imposé
- a imposé
- avons imposé
- avez imposé
- ont imposé
divers
- impose!
- imposez!
- imposons!
- imposé
- imposant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
-
l'imposer
Vertaal Matrix voor imposer:
Synoniemen voor "imposer":
Wiktionary: imposer
imposer
Cross Translation:
verb
imposer
-
Traductions à trier suivant le sens
- imposer → aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen; antun; anziehen; auflegen; anlegen; zwingen; anmuten; andrehen
verb
-
(transitiv) jemandem etwas aufzwingen, aufdrängen
-
-
-
transitiv: jemanden oder etwas über ein erwünschtes Maß hinaus zukommen lassen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• imposer | → verpflichten | ↔ oblige — to constrain someone by force or by social, moral or legal means |
Duits
Uitgebreide vertaling voor imposant (Duits) in het Frans
imposant:
-
imposant (imponierend; beeindruckend; überwältigend; eindrucksvoll; ehrfurchtsvoll; ehrerbietig; enorm; kolossal; andächtig)
imposant; respectueux; respectueusement; énormément; avec déférence; en grande estime-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
respectueux bijvoeglijk naamwoord
-
respectueusement bijvoeglijk naamwoord
-
énormément bijvoeglijk naamwoord
-
avec déférence bijvoeglijk naamwoord
-
en grande estime bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (phantastisch; fabelhaft; ausgezeichnet; grandios; gewaltig; hervorragend; überwältigend; außerordentlich; einmalig; außergewöhnlich; eindrucksvoll; großartig; imponierend; einzigartig)
phénoménal; fantastique; magnifique; fabuleux; superbe; extraordinaire; extraordinairement; formidable-
phénoménal bijvoeglijk naamwoord
-
fantastique bijvoeglijk naamwoord
-
magnifique bijvoeglijk naamwoord
-
fabuleux bijvoeglijk naamwoord
-
superbe bijvoeglijk naamwoord
-
extraordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
extraordinairement bijvoeglijk naamwoord
-
formidable bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (überwältigend; eindrucksvoll; beeindruckend; imponierend; enorm; kolossal)
esbroufant; imposant; énormément-
esbroufant bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
énormément bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (kolossal; groß; riesig; toll; stark; ungeheuer; gewaltig; fabelhaft; großartig; riesenhaft; grandios; titanisch; irre; eindrucksvoll; kapital; enorm; überwältigend; unermeßlich; immens; gigantisch; himmelweit; imponierend; triumphal)
énorme; gigantesque; géant; très grand; hors de toute proportion; grandiose; immense; super; imposant; démesuré; colossal; immensément; colossalement-
énorme bijvoeglijk naamwoord
-
gigantesque bijvoeglijk naamwoord
-
géant bijvoeglijk naamwoord
-
très grand bijvoeglijk naamwoord
-
hors de toute proportion bijvoeglijk naamwoord
-
grandiose bijvoeglijk naamwoord
-
immense bijvoeglijk naamwoord
-
super bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
démesuré bijvoeglijk naamwoord
-
colossal bijvoeglijk naamwoord
-
immensément bijvoeglijk naamwoord
-
colossalement bijvoeglijk naamwoord
-
-
imposant (groß; überwältigend; riesig; ungeheuer; unermeßlich; gigantisch; gewaltig; großartig; eindrucksvoll; kapital; prunkvoll; grandios; imponierend; stattlich; enorm; immens; kolossal; pomphaft; triumphal; titanisch)
magnifique; grandiose; ample; somptueux; impressionnant; fastueux; pompeux; large-
magnifique bijvoeglijk naamwoord
-
grandiose bijvoeglijk naamwoord
-
ample bijvoeglijk naamwoord
-
somptueux bijvoeglijk naamwoord
-
impressionnant bijvoeglijk naamwoord
-
fastueux bijvoeglijk naamwoord
-
pompeux bijvoeglijk naamwoord
-
large bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor imposant:
Synoniemen voor "imposant":
Wiktionary: imposant
imposant
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• imposant | → épatant; impressionnant | ↔ impressive — making, or tending to make, an impression; having power to impress |