Infirmier: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Duits: Meer gegevens...

infirmier:
- Bruder; Frater; Krankenpfleger; Klosterbruder; Sanitäter; Pfleger; Geistliche; Krankenbruder
Wiktionary:
- infirmier → Krankenpfleger
- infirmier → Schwester, Krankenschwester, Pfleger, Krankenpflegerin, Pflegerin, Krankenpfleger

Frans

Uitgebreide vertaling voor infirmier (Frans) in het Duits

l'infirmier (frère; ambulancier; frangin; confrère; garde-malade)
der Bruder; der Frater; der Krankenpfleger; der Klosterbruder; der Sanitäter; der Pfleger; der Geistliche
- Bruder [der ~] zelfstandig naamwoord
- Frater [der ~] zelfstandig naamwoord
- Krankenpfleger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Klosterbruder [der ~] zelfstandig naamwoord
- Sanitäter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pfleger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Geistliche [der ~] zelfstandig naamwoord
l'infirmier
der Krankenpfleger; der Bruder
- Krankenpfleger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Bruder [der ~] zelfstandig naamwoord
l'infirmier
der Krankenbruder
- Krankenbruder [der ~] zelfstandig naamwoord
l'infirmier
der Krankenpfleger
- Krankenpfleger [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bruder	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	gars; homme; mec; monsieur; type; zèbre
Frater	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	frère; profès; religieux
Geistliche	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	confrère; couventine; curé; cénobite; ecclésiastique; frère; homme d'Eglise; ministre; ministre du culte; moine; moniale; pasteur; prédicant; prédicateur; prêtre; religieux; révérend
Klosterbruder	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	confrère; couventine; cénobite; ecclésiastique; frère; homme d'Eglise; ministre du culte; moine; moniale; pasteur; profès; religieux
Krankenbruder	infirmier
Krankenpfleger	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	infirmière
Pfleger	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	confrère; couventine; cénobite; frère; moine; moniale; religieux
Sanitäter	ambulancier; confrère; frangin; frère; garde-malade; infirmier	sanitaire; secouriste

infirmier

noun

Celui qui soigner et sert les malades dans une infirmerie, dans un hôpital, dans une ambulance.
- infirmier → Krankenpfleger

infirmier

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• infirmier	→ Schwester; Krankenschwester; Pfleger; Krankenpflegerin; Pflegerin; Krankenpfleger	↔ nurse — person trained to provide care for the sick
• infirmier	→ Krankenpfleger	↔ verpleger — beroep\|nld iemand met de opleiding tot het geven van verpleegkundige zorg
• infirmier	→ Krankenschwester; Krankenpfleger	↔ verpleegkundige — een deskundige in de verpleegkunde
• infirmier	→ Krankenschwester; Krankenpfleger	↔ verpleegkundige — iemand die beroepshalve patiënten verpleegt