Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: messe

Franse en Duitse zoekresultaten voor: messe

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. messe:
  2. Wiktionary:
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Messe:
  2. messen:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor messe (Frans) in het Duits

messe:

messe [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la messe (office divin)
    die Messe; der Dienst; der Gottesdienst
    • Messe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gottesdienst [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. la messe (faveur; grâce)
    der Dienst; die Gefälligkeit; die Gunst; die Stelle; die Zuwendung; der Sold; die Stiftung; die Spende; die Schenkung
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefälligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gunst [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stelle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuwendung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sold [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stiftung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spende [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schenkung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor messe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dienst faveur; grâce; messe; office divin aide; aide familiale; aide sociale; assistance; corvée; coup de main; secours; service; service féodal; soutien
Gefälligkeit faveur; grâce; messe accessibilité; bienveillance; cadeau; complaisance; discrétion; don; donation; humeur accommodante; humilité; modestie; modicité; obligeance; petit cadeau; présent; prévenance; retenue; serviabilité
Gottesdienst messe; office divin conviction religieuse; culte; foi; office; religion; service divin
Gunst faveur; grâce; messe
Messe messe; office divin
Schenkung faveur; grâce; messe cadeau; don; donation; présent
Sold faveur; grâce; messe solde
Spende faveur; grâce; messe cadeau; don; donation; présent
Stelle faveur; grâce; messe boulot; emplacement; emploi; emploi public; endroit; fonction; fonction d'Etat; index; instance; institut; job; lieu; lieu de travail; liste; localisation; occupation; office; organe; organisation; organisme; passage; place; position; poste; site; situation; table; tableau; travail
Stiftung faveur; grâce; messe cadeau; don; donation; fondation; installation; instauration; institution; présent; édification
Zuwendung faveur; grâce; messe allocation; avance; cadeau; don; donation; gratification; indemnité; participation aux frais; présent; subvention

Synoniemen voor "messe":


Wiktionary: messe

messe
noun
  1. Religion, Musik: die auf das Kirchenlatein zurückgehende Bezeichnung der römisch-katholischen Messe (sowie deren musikalische Ausgestaltung)
  2. Religion: christliche Gottesdienstform, die aus Wortgottesdienst und Eucharistiefeier besteht
  3. (umgangssprachlich) für Gottesdienst (nur Singular)
  4. Zusammenkunft von Gläubigen, wobei nach einer Liturgie Gott zu Ehren gebetet und/oder gefeiert wird
Cross Translation:
FromToVia
• messe → Messe ↔ Mass — (Roman Catholic Church) the principal liturgical service
• messe → Messe ↔ mess — Mass; church service
• messe → Messe ↔ mis — een godsdienstoefening in de katholieke kerk, een eucharistieviering

Verwante vertalingen van messe



Duits

Uitgebreide vertaling voor messe (Duits) in het Frans

Messe:

Messe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Messe (Gottesdienst; Dienst)
    la messe; l'office divin

Vertaal Matrix voor Messe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
messe Dienst; Gottesdienst; Messe Dienst; Gefälligkeit; Gunst; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung
office divin Dienst; Gottesdienst; Messe

Synoniemen voor "Messe":


Wiktionary: Messe

Messe
noun
  1. Schifffahrt: gemeinsamer Wohn- und Speiseraum der Schiffsoffiziere
  2. Musik: Musikgattung, in der Texte der Messe [1] vertont werden
  3. Unterhaltung: Volksfeste, die zum/am Jahrestag eines Kirchenpatrons abgehalten werden
  4. Wirtschaft: Warenschau
  5. Religion: christliche Gottesdienstform, die aus Wortgottesdienst und Eucharistiefeier besteht
Messe
noun
  1. assemblée considérable et publique qui se tient en temps et lieu désignés d’avance, où tous les marchands peuvent étaler et vendre des objets de leur commerce.
  2. (cuisine) militaire|fr lieu où des officiers ou des sous-officiers prennent leurs repas ensemble.
Cross Translation:
FromToVia
• Messe → messe ↔ Mass — (Roman Catholic Church) the principal liturgical service
• Messe → marché ↔ fair — market
• Messe → messe ↔ mess — Mass; church service
• Messe → foire-exposition; salon; foire ↔ trade fair — exhibition for a particular field
• Messe → messe ↔ mis — een godsdienstoefening in de katholieke kerk, een eucharistieviering
• Messe → foire ↔ beurs — bijeenkomst waar producenten van een bepaald vakgebied meest nieuwe producten tentoonspreiden

messe vorm van messen:

messen werkwoord (messe, meßt, maß, maßt, gemessen)

  1. messen (kartieren; vermessen; bemessen; aufmessen)
    mettre en carte; dresser la carte de; mesurer
    • mettre en carte werkwoord
    • mesurer werkwoord (mesure, mesures, mesurons, mesurez, )

Conjugations for messen:

Präsens
  1. messe
  2. meßt
  3. meßt
  4. messen
  5. messt
  6. messen
Imperfekt
  1. maß
  2. maßt
  3. maß
  4. massen
  5. maßt
  6. massen
Perfekt
  1. habe gemessen
  2. hast gemessen
  3. hat gemessen
  4. haben gemessen
  5. habt gemessen
  6. haben gemessen
1. Konjunktiv [1]
  1. messe
  2. messest
  3. messe
  4. messen
  5. messet
  6. messen
2. Konjunktiv
  1. mäße
  2. mäßest
  3. mäße
  4. mäßen
  5. mäßt
  6. mäßen
Futur 1
  1. werde messen
  2. wirst messen
  3. wird messen
  4. werden messen
  5. werdet messen
  6. werden messen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde messen
  2. würdest messen
  3. würde messen
  4. würden messen
  5. würdet messen
  6. würden messen
Diverses
  1. mess!
  2. messt!
  3. messen Sie!
  5. gemessen
  6. messend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor messen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dresser la carte de aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen
mesurer aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen Tiefe peilen; loten
mettre en carte aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen

Synoniemen voor "messen":


Wiktionary: messen

messen
verb
  1. reflexiv: sich mit jemandem vergleichen
  2. intransitiv: ein bestimmtes Maß[3], Größe haben
  3. transitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
messen
verb
  1. Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.
Cross Translation:
FromToVia
• messen → rivaliser ↔ compete — to contend
• messen → mesurer ↔ gauge — measure
• messen → mesurer ↔ measure — ascertain the quantity of a unit
• messen → chronométrer ↔ time — to measure time
• messen → mesurer ↔ meten — de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde

Verwante vertalingen van messe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0716 seconde
Page rendered in 1.0 seconds