Frans
Uitgebreide vertaling voor but (Frans) in het Duits
but:
-
le but (objectif; dévouement; intention; tentative; destination; enjeu; effort; cible; application; mise à prix; dessein; mise; consécration)
-
le but (goal)
-
le but (objectif visé)
die Zielsetzung -
le but (sens; intention; signification; dimension; portée)
-
le but (but final; objectif final; cible; destination finale)
-
le but (cible; objectif)
-
le but (cible; but final)
-
le but (intention; objectif; cible; dessein; destination)
-
le but (intention; objectif)
-
le but (cible à tir; cible; objectif)
-
le but (aspiration; intention; ambition; ce que l'on vise)
Vertaal Matrix voor but:
Synoniemen voor "but":
Wiktionary: but
but
Cross Translation:
noun
but
noun
-
Ziel, das mit einer Handlung, mit einem Vorgang oder mit einer sonstigen Maßnahme erreicht werden soll; Funktion, der etwas dienen soll
-
Ausrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung
-
Sport: durch den Schiedsrichter bestätigte Tatsache, dass ein Spieler das Spielgerät (Ball, Scheibe, Ring) regelkonform über die Torlinie des unter [2] genannten Tores untergebracht hat
-
veraltend; in Verbindung mit zu oder im Genitiv: Zweck
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• but | → Ziel | ↔ goal — result one is attempting to achieve |
• but | → Tor | ↔ goal — in many sports, an area into which the players attempt to put an object |
• but | → Tor | ↔ goal — (sport) act of placing the object into the goal |
• but | → Tor | ↔ goal — point(s) scored |
• but | → Ziel | ↔ objective — goal |
• but | → Zweck; Ziel | ↔ purpose — target |
buté:
-
buté (entêté; têtu; tenace; obstiné; obstinément; opiniâtre; opiniâtrement)
starrköpfig; dickköpfig; starr; starrsinnig; eisern-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
dickköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
starr bijvoeglijk naamwoord
-
starrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
eisern bijvoeglijk naamwoord
-
-
buté (en rebelle; têtu; récalcitrant; indocile; insubordonnée; à contrecoeur; insoumis; opiniâtre; obstiné; réticent; contrariant; entêté; d'une façon récalcitrante)
starrköpfig; eigenwillig; eigensinnig; trotzig; schwierig; widerspenstig; dickköpfig; starr; widerborstig; widersetzlich; starrsinnig; ungebärdig; schwerhandhabbar; widerwillig; aufsässig; störrisch; unwillig-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
eigenwillig bijvoeglijk naamwoord
-
eigensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
trotzig bijvoeglijk naamwoord
-
schwierig bijvoeglijk naamwoord
-
widerspenstig bijvoeglijk naamwoord
-
dickköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
starr bijvoeglijk naamwoord
-
widerborstig bijvoeglijk naamwoord
-
widersetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
starrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
ungebärdig bijvoeglijk naamwoord
-
schwerhandhabbar bijvoeglijk naamwoord
-
widerwillig bijvoeglijk naamwoord
-
aufsässig bijvoeglijk naamwoord
-
störrisch bijvoeglijk naamwoord
-
unwillig bijvoeglijk naamwoord
-
-
buté (têtu; entêté; contrariant; obstiné; réticent; inflexible; revêche)
eigensinnig-
eigensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
-
buté (inexorable; inflexible; impitoyable; entêté; irréconciliable)
trotzig; eigenwillig; unerbittlich; eigensinnig; gnadenlos; störrisch; dickköpfig; starrköpfig; unversöhnlich-
trotzig bijvoeglijk naamwoord
-
eigenwillig bijvoeglijk naamwoord
-
unerbittlich bijvoeglijk naamwoord
-
eigensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
gnadenlos bijvoeglijk naamwoord
-
störrisch bijvoeglijk naamwoord
-
dickköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
unversöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor buté:
Synoniemen voor "buté":
but vorm van boire:
boire werkwoord (bois, boit, buvons, buvez, boivent, buvais, buvait, buvions, buviez, buvaient, bus, but, bûmes, bûtes, burent, boirai, boiras, boira, boirons, boirez, boiront)
-
boire (chopiner; boire avec excès; se soûler; avaler)
-
boire (prendre l'apéro; prendre un verre; boire un verre; boire un coup; prendre l'apéritif)
Schnapstrinken-
Schnapstrinken werkwoord (trinke Schnaps, trinkst Schnaps, trinkt Schnaps, trank Schnaps, trankt Schnaps, Schnaps getrunken)
-
-
boire (vider; se vider; verser; achever; finir; terminer; débarrasser)
-
boire (se rafraîchir; se ranimer)
-
boire (verser; débarrasser; déverser; vider; décharger; évacuer; se vider)
ausschenken-
ausschenken werkwoord (schenke aus, schenkst aus, schenkt aus, schenkte aus, schenktet aus, ausgeschenkt)
-
Conjugations for boire:
Présent
- bois
- bois
- boit
- buvons
- buvez
- boivent
imparfait
- buvais
- buvais
- buvait
- buvions
- buviez
- buvaient
passé simple
- bus
- bus
- but
- bûmes
- bûtes
- burent
futur simple
- boirai
- boiras
- boira
- boirons
- boirez
- boiront
subjonctif présent
- que je boive
- que tu boives
- qu'il boive
- que nous buvions
- que vous buviez
- qu'ils boivent
conditionnel présent
- boirais
- boirais
- boirait
- boirions
- boiriez
- boiraient
passé composé
- ai bu
- as bu
- a bu
- avons bu
- avez bu
- ont bu
divers
- bois!
- buvez!
- buvons!
- bu
- buvant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor boire:
Synoniemen voor "boire":
Wiktionary: boire
boire
boire
Cross Translation:
verb
-
Gaunersprache; sonst landschaftlich: trinken; Alkohol zu sich nehmen
-
orale Aufnahme einer Flüssigkeit
-
Alkohol zu sich nehmen, auch regelmäßiges Trinken im Sinne von Alkoholismus
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• boire | → trinken | ↔ drink — consume liquid through the mouth |
• boire | → saufen | ↔ drink — consume alcoholic beverages |
• boire | → trinken | ↔ drink — action of drinking |
• boire | → picheln | ↔ tipple — to drink alcohol regularly, but not to excess |