Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: stimulant

Franse en Duitse zoekresultaten voor: stimulant

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stimulant:
  2. stimuler:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor stimulant (Frans) in het Duits

stimulant:

stimulant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le stimulant (dopage; excitant; punch; pep)
    Aufputschmittel; Doping
  2. le stimulant (aiguillon; incitation; stimulation; )
    Stimulanz; der Reiz; der Anreiz; der Impuls; die Anregung
    • Stimulanz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Reiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anregung [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. le stimulant (stimulation; incitation; stimulus; )
    Stimulanz; die Ermutigung; die Anregung; der Anreiz; die Triebkraft; die Ermunterung; der Reiz; der Anstoß; der Impuls; der Ansporn
  4. le stimulant (encouragement; incitation; aiguillon; stimulation)
    Anspornen; Antreiben; Anstoßen; Anreizen; Anfeuern; Anregen; Animieren
  5. le stimulant (incitation; exhortation; instigation; stimulation; stimulus)
    der Anstoß; der Aufstieg; der Anreiz; der Aufschwung; der Impuls; der Ansporn
    • Anstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufstieg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufschwung [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ansporn [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. le stimulant (boisson ferrugineuse; tonifiant; élixir de longue vie; solution ferrugineuse)
    die Stärkung; Getränk mit Heilkräuter
  7. le stimulant (drogue; stupéfiant; hallucinogène)
    Genußmittel; die Droge; Rauschgift
  8. le stimulant
    Anregungsmittel

stimulant bijvoeglijk naamwoord

  1. stimulant
    aufmunternd
  2. stimulant (encourageant; poussant; suggestif)
    stimulierend; anregend; aufmunternd; aufheiternd

stimulant

  1. stimulant
    Stimulans

Vertaal Matrix voor stimulant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfeuern aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation activation; allumage; encouragement; excitation; exciter; incitation; inciter; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; stimuler; support
Animieren aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation
Anregen aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation activation; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; support
Anregung aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus impulsion; impulsions; incitation; instigation; instigations; instinct; instincts
Anreiz aiguillon; encouragement; exhortation; force; force propulsive; impulsion; incitation; instigation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus impulsion; incitation; initiative; instigation; instinct
Anreizen aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation exciter; inciter; stimuler
Ansporn aiguillon; encouragement; exhortation; impulsion; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus incitation; instigation
Anspornen aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation activation; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; support
Anstoß aiguillon; encouragement; exhortation; impulsion; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus butoir; cahot; choc; coup; coup de pied de but; coup de pouce; heurt; impulsion; initiative; instinct; petit coup; poussée
Anstoßen aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation bourrade
Antreiben aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation activation; allumage; encouragement; excitation; exciter; incitation; inciter; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulation; stimuler; support
Aufputschmittel dopage; excitant; pep; punch; stimulant
Aufschwung exhortation; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimulus boom; croissance; développement; essor; hausse; haute conjoncture; virement
Aufstieg exhortation; incitation; instigation; stimulant; stimulation; stimulus cultivation; décollage; développement; enseignement; formation; instruction; éducation
Doping dopage; excitant; pep; punch; stimulant dopage
Droge drogue; hallucinogène; stimulant; stupéfiant dopant; drogue; drogues; narcotiques; stupéfiant; stupéfiants
Ermunterung aiguillon; encouragement; impulsion; incitation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus consolation; encouragement; réconfort
Ermutigung aiguillon; encouragement; impulsion; incitation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus consolation; encouragement; incitation; instigation; réconfort
Genußmittel drogue; hallucinogène; stimulant; stupéfiant biens de consommation
Getränk mit Heilkräuter boisson ferrugineuse; solution ferrugineuse; stimulant; tonifiant; élixir de longue vie
Impuls aiguillon; encouragement; exhortation; force; force propulsive; impulsion; incitation; instigation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus impulsion; impulsions; instinct; instincts; intuition; penchant; sens inné; sensation; sentiment
Rauschgift drogue; hallucinogène; stimulant; stupéfiant dopant; drogue; drogues; narcotiques; stupéfiant; stupéfiants
Reiz aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus amabilité; appas; attirance; attraction; attrait; cajolerie; caractère attrayant; caresse; caresses; charme; câlin; câlinerie; douceur; enchantement; ensorcellement; envoûtement; fascination; flatterie; gentillesse; grâce; impulsion; instinct; pouvoir de séduction; pouvoir magique; suavité
Stimulanz aiguillon; encouragement; force; force propulsive; impulsion; incitation; piquant; poussée; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus impulsion; incitation; instigation; instinct
Stärkung boisson ferrugineuse; solution ferrugineuse; stimulant; tonifiant; élixir de longue vie fortifiant; petit verre de genièvre; remontant; tonique
Triebkraft aiguillon; encouragement; impulsion; incitation; stimulant; stimulation; stimuli; stimulus actionnement; ardeur; caractère; dynamisme; force; force de fermentation; force de propulsion; force propulsive; force vitale; mise en marche; moteur; poussée; propulsion; ressort; traction; vitalité; âme; énergie
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anregungsmittel stimulant
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stimulans stimulant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anregend encourageant; poussant; stimulant; suggestif digne d'intérêt; incitant; instigateur; intéressant
aufheiternd encourageant; poussant; stimulant; suggestif consolant; réconfortant; réjouissant
aufmunternd encourageant; poussant; stimulant; suggestif consolant; encourageant; réconfortant; réjouissant; vivifiant
stimulierend encourageant; poussant; stimulant; suggestif

Synoniemen voor "stimulant":


Wiktionary: stimulant

stimulant
adjective
  1. ein motivierendes und ermunterndes Gefühl erzeugen
noun
  1. Droge zur Leistungssteigerung
Cross Translation:
FromToVia
• stimulant → anregend ↔ brisk — stimulating or invigorating
• stimulant → Stimulans ↔ stimulant — substance acting to increase physiological or nervous activity in the body
• stimulant → Stimulans ↔ stimulans — een krachtige aanzet

stimuler:

stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )

  1. stimuler (aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; actionner)
    stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln
    • stimulieren werkwoord (stimuliere, stimulierst, stimuliert, stimulierte, stimuliertet, stimuliert)
    • anregen werkwoord (rege an, regst an, regt an, regte an, regtet an, angeregt)
    • ermutigen werkwoord (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • reizen werkwoord (reize, reizst, reizt, reizte, reiztet, gereizt)
    • aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
    • verbessern werkwoord (verbessere, verbesserst, verbessert, verbesserte, verbessertet, verbessert)
    • ankurbeln werkwoord (kurbele an, kurbelst an, kurbelt an, kurbelte an, kurbeltet an, angekurbelt)
    • aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
    • ermuntern werkwoord (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • zusprechen werkwoord (spreche zu, sprichst zu, spricht zu, sprach zu, spracht zu, zugesprochen)
    • aufmöbeln werkwoord (möbele auf, möbelst auf, möbelt auf, möbelte auf, möbeltet auf, aufgemöbelt)
  2. stimuler (encourager à; convier; exciter; )
    antreiben
    • antreiben werkwoord (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
  3. stimuler (inciter à; provoquer; encourager; )
    provuzieren; jemanden zu etwas ermuntern
  4. stimuler (attiser; souffler sur; activer; )
    anblasen
    • anblasen werkwoord (blase an, bläst an, blies an, bliest an, angeblasen)
  5. stimuler (enflammer; vivifier; activer; raviver; animer)
    wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben
    • wecken werkwoord (wecke, weckst, weckt, weckte, wecktet, geweckt)
    • aktivieren werkwoord (aktiviere, aktivierst, aktiviert, aktivierte, aktiviertet, aktiviert)
    • anregen werkwoord (rege an, regst an, regt an, regte an, regtet an, angeregt)
    • beleben werkwoord (belebe, belebst, belebt, belebte, belebtet, belebt)
    • hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
    • neubeleben werkwoord
  6. stimuler (motiver; encourager; aggraver; )
    motivieren; anfeuern; ermutigen; stimulieren; ermuntern; anspornen; animieren; jemand motivieren
    • motivieren werkwoord (motiviere, motivierst, motiviert, motivierte, motiviertet, motiviert)
    • anfeuern werkwoord (feuere an, feuerst an, feuert an, feuerte an, feuertet an, angefeuert)
    • ermutigen werkwoord (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • stimulieren werkwoord (stimuliere, stimulierst, stimuliert, stimulierte, stimuliertet, stimuliert)
    • ermuntern werkwoord (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • anspornen werkwoord (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)
    • animieren werkwoord (animiere, animierst, animiert, animierte, animiertet, animiert)
    • jemand motivieren werkwoord
  7. stimuler (animer; encourager; provoquer; )
    fördern; ermutigen; stimulieren
    • fördern werkwoord (fördre, förderst, fördert, förderte, fördertet, gefördert)
    • ermutigen werkwoord (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • stimulieren werkwoord (stimuliere, stimulierst, stimuliert, stimulierte, stimuliertet, stimuliert)
  8. stimuler (inspirer; vivifier; enthousiasmer; animer; suggérer)
    inspirieren; begeistern; eingeben; einflüstern
    • inspirieren werkwoord (inspiriere, inspirierst, inspiriert, inspirierte, inspiriertet, inspiriert)
    • begeistern werkwoord (begeistere, begeisterst, begeistert, begeisterte, begeistertet, begeistert)
    • eingeben werkwoord (gebe ein, gibst ein, gibt ein, gab ein, gabt ein, eingegeben)
    • einflüstern werkwoord (flüstere ein, flüsterst ein, flüstert ein, flüsterte ein, flüstertet ein, eingeflüstert)
  9. stimuler (animer quelqu'un; promouvoir; applaudir; )
    anspornen; anfeuern; anheizen
    • anspornen werkwoord (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)
    • anfeuern werkwoord (feuere an, feuerst an, feuert an, feuerte an, feuertet an, angefeuert)
    • anheizen werkwoord
  10. stimuler (exciter; allumer; aiguiser; )
    erregen; aufwinden; anregen; prickeln; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; anspornen; knuddeln; kosen
    • erregen werkwoord (errege, erregst, erregt, erregte, erregtet, erregt)
    • aufwinden werkwoord (winde auf, windest auf, windet auf, wand auf, wandet auf, aufgewunden)
    • anregen werkwoord (rege an, regst an, regt an, regte an, regtet an, angeregt)
    • prickeln werkwoord (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)
    • stimulieren werkwoord (stimuliere, stimulierst, stimuliert, stimulierte, stimuliertet, stimuliert)
    • anreizen werkwoord (reize an, reizt an, reizte an, reiztet an, angereizt)
    • erhitzen werkwoord (erhitze, erhitzt, erhitzte, erhitztet, erhitzt)
    • reizen werkwoord (reize, reizst, reizt, reizte, reiztet, gereizt)
    • schmeicheln werkwoord (schmeichele, schmeichelst, schmeichelt, schmeichelte, schmeicheltet, geschmeichet)
    • kitzeln werkwoord (kitzele, kitzelst, kitzelt, kitzelte, kitzeltet, gekitzelt)
    • aufreizen werkwoord (reize auf, reizt auf, reizte auf, reiztet auf, aufgereizt)
    • anspornen werkwoord (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)
    • knuddeln werkwoord (knuddele, knuddelst, knuddelt, knuddelte, knuddeltet, geknuddelt)
    • kosen werkwoord (kose, kosst, kost, koste, kostet, gekost)
  11. stimuler (pousser en avant; augmenter; encourager; )
    wegtreiben; antreiben; auftreiben
    • wegtreiben werkwoord
    • antreiben werkwoord (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • auftreiben werkwoord (treibe auf, treibst auf, treibt auf, trieb auf, triebt auf, aufgetrieben)
  12. stimuler (activer; animer)
    aktivieren
    • aktivieren werkwoord (aktiviere, aktivierst, aktiviert, aktivierte, aktiviertet, aktiviert)
  13. stimuler (inciter; motiver; encourager; )
    motivieren; unterstützen; ermutigen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen
    • motivieren werkwoord (motiviere, motivierst, motiviert, motivierte, motiviertet, motiviert)
    • unterstützen werkwoord (unterstütze, unterstützt, unterstützte, unterstütztet, unterstützt)
    • ermutigen werkwoord (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • anfeuern werkwoord (feuere an, feuerst an, feuert an, feuerte an, feuertet an, angefeuert)
    • aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
    • antreiben werkwoord (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • ermuntern werkwoord (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • anspornen werkwoord (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)
  14. stimuler (attiser; ranimer; inciter; )
    anblasen; schüren; anfachen; anschüren
    • anblasen werkwoord (blase an, bläst an, blies an, bliest an, angeblasen)
    • schüren werkwoord (schüre, schürst, schürt, schürte, schürtet, geschürt)
    • anfachen werkwoord (fache an, fachst an, facht an, fachte an, fachtet an, angefacht)
    • anschüren werkwoord (schüre an, schürst an, schürt an, schürte an, schürtet an, angeschürt)
  15. stimuler (réveiller en secouant; inciter; attiser; animer)
    Wach schütteln
  16. stimuler (encourager; inciter; applaudir; )
    ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; ermuntern; zusprechen; anfachen; aufmuntern; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen
    • ermutigen werkwoord (ermutige, ermutigst, ermutigt, ermutigte, ermutigtet, ermutigt)
    • komplimentieren werkwoord (komplimentiere, komplimentierst, komplimentiert, komplimentierte, komplimentiertet, komplimentiert)
    • bejauchzen werkwoord (bejauchze, bejauchzt, bejauchzte, bejauchztet, bejauchzt)
    • feiern werkwoord (feiere, feierst, feiert, feierte, feiertet, gefeiert)
    • schüren werkwoord (schüre, schürst, schürt, schürte, schürtet, geschürt)
    • jubeln werkwoord (juble, jubelst, jubelt, jubelte, jubeltet, gejubelt)
    • ermuntern werkwoord (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • zusprechen werkwoord (spreche zu, sprichst zu, spricht zu, sprach zu, spracht zu, zugesprochen)
    • anfachen werkwoord (fache an, fachst an, facht an, fachte an, fachtet an, angefacht)
    • aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
    • zujubeln werkwoord (jubele zu, jubelst zu, jubelt zu, jubelte zu, jubeltet zu, zugejubelt)
    • anblasen werkwoord (blase an, bläst an, blies an, bliest an, angeblasen)
    • anschüren werkwoord (schüre an, schürst an, schürt an, schürte an, schürtet an, angeschürt)
    • zujauchzen werkwoord
  17. stimuler (animer; inspirer; vivifier; enthousiasmer)
    inspirieren; begeistern
    • inspirieren werkwoord (inspiriere, inspirierst, inspiriert, inspirierte, inspiriertet, inspiriert)
    • begeistern werkwoord (begeistere, begeisterst, begeistert, begeisterte, begeistertet, begeistert)

Conjugations for stimuler:

Présent
  1. stimule
  2. stimules
  3. stimule
  4. stimulons
  5. stimulez
  6. stimulent
imparfait
  1. stimulais
  2. stimulais
  3. stimulait
  4. stimulions
  5. stimuliez
  6. stimulaient
passé simple
  1. stimulai
  2. stimulas
  3. stimula
  4. stimulâmes
  5. stimulâtes
  6. stimulèrent
futur simple
  1. stimulerai
  2. stimuleras
  3. stimulera
  4. stimulerons
  5. stimulerez
  6. stimuleront
subjonctif présent
  1. que je stimule
  2. que tu stimules
  3. qu'il stimule
  4. que nous stimulions
  5. que vous stimuliez
  6. qu'ils stimulent
conditionnel présent
  1. stimulerais
  2. stimulerais
  3. stimulerait
  4. stimulerions
  5. stimuleriez
  6. stimuleraient
passé composé
  1. ai stimulé
  2. as stimulé
  3. a stimulé
  4. avons stimulé
  5. avez stimulé
  6. ont stimulé
divers
  1. stimule!
  2. stimulez!
  3. stimulons!
  5. stimulé
  6. stimulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

stimuler [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la stimuler (exciter; inciter)
    Antreiben; Ermutigen; Anfeuern; Anreizen

Vertaal Matrix voor stimuler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfeuern exciter; inciter; stimuler activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
Anreizen exciter; inciter; stimuler aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation
Antreiben exciter; inciter; stimuler activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
Ermutigen exciter; inciter; stimuler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Wach schütteln animer; attiser; inciter; réveiller en secouant; stimuler
aktivieren activer; animer; enflammer; raviver; stimuler; vivifier activer; animer; aviver; ranimer; raviver; réactiver; sélectionner; vitaliser; vivifier
anblasen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; faire monter; inciter; ovationner; ranimer; souffler sur; stimuler; tisonner activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver
anfachen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver
anfeuern acclamer; activer; aggraver; aiguillonner; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; aviver; donner du courage; encourager; enthousiasmer; exciter; favoriser; inciter; inciter à; inspirer; motiver; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier; éperonner activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver
anheizen acclamer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; enthousiasmer; exciter; favoriser; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier
animieren activer; aggraver; animer; attiser; encourager; inciter; motiver; ranimer; stimuler; éperonner activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner
ankurbeln actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler démarrer à la manivelle; mettre en marche
anregen actionner; activer; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; enflammer; exciter; inciter; mettre en marche; picoter; piquer; pousser; raviver; stimuler; vivifier apprécier; conjecturer; conseiller; couler à l'oreille; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; inciter à; insinuer; lancer en avant avec le pied; priser; provoquer; prédire; recommander; souffler; suggérer; susciter; taxer; évaluer
anreizen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler inciter à; provoquer; susciter
anschüren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner activer; agacer; agiter; ameuter; attiser; aviver; battre; bouger; brouiller; encourager; exciter; exciter à; fatiguer; inciter à; mettre en émoi; pousser; ranimer; raviver; remuer; semer la discorde; tisonner; toucher légèrement; tourner; énerver
anspornen acclamer; activer; aggraver; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; aviver; donner du courage; encourager; enthousiasmer; exciter; favoriser; inciter; inciter à; inspirer; motiver; ovationner; picoter; piquer; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier; éperonner activer; animer; attiser; chasser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner
antreiben activer; aiguillonner; animer; augmenter; aviver; convier; dépêcher; encourager; encourager à; exciter; faire monter; inciter; inciter à; inviter; motiver; pousser; pousser en avant; presser; propulser; s'empresser; stimuler aiguillonner; avancer; chasser; couler à l'oreille; faire avancer; pousser en avant; presser; propulser; prédire; souffler
aufmuntern acclamer; actionner; activer; aguillonner; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; ovationner; pousser; ranimer; stimuler; tisonner consoler; faire plaisir à; inciter à; provoquer; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral; remonter le moral à; reprendre des forces; requinquer; réconforter; réjouir; se remettre; se requinquer; se retaper; susciter; égayer
aufmöbeln actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler rafraîchir; se rafraîchir
aufpolieren actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler aplanir; arranger; astiquer; cirer; doucir; décorer; embellir; faire briller; farder; frotter; garnir; maquiller; orner; parer; planer; polir; rafraîchir; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
aufreizen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler aiguillonner; inciter à; pousser en avant; propulser; provoquer; susciter
auftreiben aiguillonner; augmenter; dépêcher; encourager; faire monter; inciter; pousser; pousser en avant; propulser; stimuler augmenter; chasser; chercher; consulter; courir; dégoter; dénicher; déterrer; faire de la vitesse; faire monter beaucoup; foncer; gonfler; hausser; hâter; majorer; pousser; presser; s'empresser; s'informer; se dépêcher; se hâter; se presser
aufwinden aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler augmenter; bobiner; embobiner; enrouler; faire un bruit sourd; hisser; lever; relever; renvider; retrousser; rouler; tourner vers le haut; traîner ses pieds; trousser
begeistern animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier
bejauchzen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; applaudir; ovationner
beleben activer; animer; enflammer; raviver; stimuler; vivifier animer; aviver; ranimer; raviver; vitaliser; vivifier
einflüstern animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier couler à l'oreille; prédire; souffler
eingeben animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier couler à l'oreille; dicter; donner un médicament; enfoncer; entrer; faire avaler; faire prendre; indiquer; introduire; prédire; régler; souffler; suggérer; taper; taper à la machine
erhitzen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler atteindre le point d'ébullition; bouillir; chauffer; cuire; entrer en ébullition; réchauffer la nourriture; échauffer; être en ébullition
ermuntern acclamer; actionner; activer; aggraver; aguillonner; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; ovationner; pousser; ranimer; stimuler; tisonner; éperonner activer; animer; attiser; exciter; exhorter; faire plaisir à; inciter; inciter à; lancer en avant avec le pied; presser; provoquer; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; reprendre des forces; reprendre haleine; reprendre souffle; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; susciter; tisonner; égayer; éperonner
ermutigen acclamer; actionner; activer; aggraver; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; ovationner; pousser; provoquer; ranimer; stimuler; tisonner; éperonner; être l'instigateur de activer; animer; attiser; consoler; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; remonter le moral; réconforter; tisonner; éperonner
erregen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler agacer; agiter; atteindre; attiser; battre; bouger; concerner; irriter; mettre en émoi; piquer; pousser; regarder; remuer; s'agir de; s'irriter; toucher; énerver
feiern acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; accueillir; applaudir; congédier; célébrer; débaucher; décharger; dégommer; démettre; faire la fête; festoyer; fêter; jeter dehors; laisser célébrer; licencier; mettre au rancart; mettre sur le pavé; offrir des friandises; ovationner
fördern activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
hervorrufen activer; animer; enflammer; raviver; stimuler; vivifier amener à; donner lieu à; inciter a; inciter quelqu'un à; inciter à; mener à; occasionner; provoquer; susciter; être l'instigateur de
inspirieren animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier
jemand motivieren activer; aggraver; animer; attiser; encourager; inciter; motiver; ranimer; stimuler; éperonner
jemanden zu etwas ermuntern activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
jubeln acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; applaudir; beugler; crier; déborder de joie; exulter; glapir; huer; hurler; mugir; ovationner; piailler; pousser des cris de joie; rugir; triompher
kitzeln aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler caresser; chatouiller; câliner; démanger; enlacer; faire des caresses
knuddeln aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler cajoler; caresser; chatouiller; choyer; câliner; embrasser; enlacer; faire des caresses; flatter; nourrir; serrer
komplimentieren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; applaudir; complimenter; faire des compliments; ovationner
kosen aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler cajoler; caresser; chatouiller; choyer; câliner; embrasser; enlacer; faire des caresses; flatter; serrer
motivieren activer; aggraver; aiguillonner; animer; attiser; aviver; encourager; exciter; inciter; inciter à; motiver; ranimer; stimuler; éperonner activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner
neubeleben activer; animer; enflammer; raviver; stimuler; vivifier
prickeln aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; picoter; piquer; stimuler agacer; bruire; irriter; mousser; perler; piquer; pétiller; s'irriter; scintiller; énerver; être en effervescence
provuzieren activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; inciter à; provoquer; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
reizen actionner; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; exciter; inciter; mettre en marche; picoter; piquer; pousser; stimuler agacer; asticoter; attirer; charmer; enchanter; enjôler; enquiquiner; envoûter; faire plaisir à; harceler; inciter à; irriter; piquer; plaire; provoquer; rendre heureux; rendre service à; réjouir; s'irriter; susciter; séduire; taquiner

Synoniemen voor "stimuler":


Wiktionary: stimuler

stimuler
Cross Translation:
FromToVia
• stimuler → stimulieren ↔ stimuleren — maatregelen nemen om iets te bevorderen
• stimuler → stimulieren ↔ stimulate — to encourage into action
• stimuler → stimulieren ↔ stimulate — to arouse an organism to functional activity







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1728 seconde
Page rendered in 1.0 seconds