Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
rein:
- propre; net; clair; proprement; bien; innocent; immaculé; pur; intègre; chaste; intact; naturel; décontracté; sans artifice; spontané; sans contrainte; ingénu; simple; libre; détendu; naïf; sans art; dégagé; relâché; relaxé; authentique; nature; uniquement; seulement; purement; exclusivement; cru; honnêtement; franchement; honnête; franche; sans fard; sans détours; carrément; franc; crûment; rendu pudique; rendu chaste; vierge; entier; impassible; inaltéré; dans toute sa force; non corrodé; virginal; hygiénique; sanitaire; hygiéniquement; pur et simple; simplement; décent; ordonné; véritable; vrai; non mélangé; non coupé; non entamé; inutilement; nouveau; neuf; inoccupé; non occupé; froid; intégral; insensible; vainement; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor rein (Frans) in het Duits
rein:
-
le rein (organe rénal)
Vertaal Matrix voor rein:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Niere | organe rénal; rein |
Synoniemen voor "rein":
Verwante vertalingen van rein
Duits
Uitgebreide vertaling voor rein (Duits) in het Frans
rein:
-
rein (keusch; anständig; züchtig; sittsam)
-
rein (sauber; gesäubert; pur)
propre; net; clair; proprement; bien-
propre bijvoeglijk naamwoord
-
net bijvoeglijk naamwoord
-
clair bijvoeglijk naamwoord
-
proprement bijvoeglijk naamwoord
-
bien bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (unschuldig; einwandfrei; fleckenlos; sauber; frisch; makellos; fehlerfrei; keusch; schneeweiß; unbefleckt; blütenweiß)
-
rein (ungekünstelt; natürlich)
naturel; décontracté; sans artifice; spontané; sans contrainte; ingénu; simple; libre; détendu; pur; naïf; sans art; dégagé; relâché; relaxé-
naturel bijvoeglijk naamwoord
-
décontracté bijvoeglijk naamwoord
-
sans artifice bijvoeglijk naamwoord
-
spontané bijvoeglijk naamwoord
-
sans contrainte bijvoeglijk naamwoord
-
ingénu bijvoeglijk naamwoord
-
simple bijvoeglijk naamwoord
-
libre bijvoeglijk naamwoord
-
détendu bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
naïf bijvoeglijk naamwoord
-
sans art bijvoeglijk naamwoord
-
dégagé bijvoeglijk naamwoord
-
relâché bijvoeglijk naamwoord
-
relaxé bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (sauber; pur; unverfälscht; unverschnitten; glockenrein; nicht verschnitten)
pur; authentique; net; nature; chaste-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
authentique bijvoeglijk naamwoord
-
net bijvoeglijk naamwoord
-
nature bijvoeglijk naamwoord
-
chaste bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (ausschließlich)
uniquement; seulement; purement; exclusivement-
uniquement bijvoeglijk naamwoord
-
seulement bijvoeglijk naamwoord
-
purement bijvoeglijk naamwoord
-
exclusivement bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (öffentlich; aufrichtig; fair; offenherzig; geradeheraus; offen; herzlich; gerecht; fein; treu; geöffnet; pur; freigegeben; treuherzig; unverhohlen; unverblümt; unverfälscht; treugesinnt; unverblühmt)
cru; honnêtement; franchement; honnête; franche; sans fard; sans détours; carrément; franc; intègre; crûment-
cru bijvoeglijk naamwoord
-
honnêtement bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
franche bijvoeglijk naamwoord
-
sans fard bijvoeglijk naamwoord
-
sans détours bijvoeglijk naamwoord
-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
crûment bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (sauber; pur)
-
rein (pur; unverfälscht; sauber; lauter; glockenrein)
-
rein (unberührt; unangetastet; gleichgültig; gelassen; unversehrt; unbewegt)
vierge; intact; entier; pur; impassible; inaltéré; dans toute sa force; non corrodé-
vierge bijvoeglijk naamwoord
-
intact bijvoeglijk naamwoord
-
entier bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
inaltéré bijvoeglijk naamwoord
-
dans toute sa force bijvoeglijk naamwoord
-
non corrodé bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (unbefleckt; pur; jungfräulich; ganz; unberührt; fehlerfrei; unbeschädigt; unverfälscht; unangetastet; unversehrt)
-
rein (hygienisch; sauber; reinlich; sauber und rein)
hygiénique; sanitaire; hygiéniquement; propre; proprement-
hygiénique bijvoeglijk naamwoord
-
sanitaire bijvoeglijk naamwoord
-
hygiéniquement bijvoeglijk naamwoord
-
propre bijvoeglijk naamwoord
-
proprement bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (lauter; einfach; rundheraus; unverfälscht; geradeweg; ehrlich; pur)
pur et simple; franchement; simplement-
pur et simple bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
simplement bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (sauber; aufgeräumt; reinlich; sauber und rein; gepflegt; ordentlich; hygienisch; geordnet)
-
rein (bar; einfach; sauber; schier; wahr; glatt; pur; unverfälscht)
véritable; vrai; pur; pur et simple-
véritable bijvoeglijk naamwoord
-
vrai bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
pur et simple bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (unbeflekt; ansteckungsfrei)
-
rein (unverschnitten; pur; unverfälscht; nicht verschnitten)
pur; non mélangé; non coupé-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
non mélangé bijvoeglijk naamwoord
-
non coupé bijvoeglijk naamwoord
-
-
rein (unbenutzt; ungerührt; unbewegt; neu; ungebraucht; unangetastet; ledig; leer; heil; frisch; gleichgültig; gelassen; unversehrt; intakt; unberührt; nichtig; freistehend; ungekünstelt; ungekürzt)
non entamé; inutilement; nouveau; inaltéré; neuf; pur; inoccupé; naturel; virginal; non occupé; entier; froid; vierge; spontané; intégral; insensible; impassible; vainement; intact; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi-
non entamé bijvoeglijk naamwoord
-
inutilement bijvoeglijk naamwoord
-
nouveau bijvoeglijk naamwoord
-
inaltéré bijvoeglijk naamwoord
-
neuf bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
inoccupé bijvoeglijk naamwoord
-
naturel bijvoeglijk naamwoord
-
virginal bijvoeglijk naamwoord
-
non occupé bijvoeglijk naamwoord
-
entier bijvoeglijk naamwoord
-
froid bijvoeglijk naamwoord
-
vierge bijvoeglijk naamwoord
-
spontané bijvoeglijk naamwoord
-
intégral bijvoeglijk naamwoord
-
insensible bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
vainement bijvoeglijk naamwoord
-
intact bijvoeglijk naamwoord
-
intacte bijvoeglijk naamwoord
-
en entier bijvoeglijk naamwoord
-
qui n'a pas encore servi bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rein:
Synoniemen voor "rein":
Wiktionary: rein
rein
Cross Translation:
adjective
rein
-
ganz unverschmutzt
-
ohne schlechte Gedanken (besonders sexueller Art)
- rein → pur
-
ausschließlich, voll und ganz
- rein → pur
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rein | → pur | ↔ clean — pure, especially morally or religiously |
• rein | → net; propre | ↔ clean — not dirty |
• rein | → pur | ↔ pure — free of flaws or imperfections |
• rein | → pur | ↔ pure — free of foreign material or pollutants |