Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
- indigne:
-
indigné:
- verärgert; bitterböse; aufgeregt; empört; böse; verstimmt; haßerfüllt; ärgerlich; aufgebracht; erzürnt; erbost; ergrimmt; wütend; rasend; neidisch; giftig; fuchsteufelswild; Haßerfüllt; gehässig; übel; zornig; grimmig; eifersüchtig; garstig; jähzornig; ungestüm; verbissen; unwirsch; unwillig; borstig
- indigène:
-
Wiktionary:
- indigne → unwürdig
- indigné → indigniert, entrüstet, empört
- indigné → entrüstet, empört, verärgert, ärgert
- indigène → indigen, heimisch, einheimisch
- indigène → eingeboren, einheimisch, indigen, gebürtig, Eingeborene, Ureinwohner, Ureinwohnerin, Einheimischer, Einheimische, Eingeborener, einheimische, indigene
Frans
Uitgebreide vertaling voor indigne (Frans) in het Duits
indigne:
-
indigne
-
indigne (infâme; ignoble; sans honeur; déshonoreux)
ehrlos; niederträchtig; infam-
ehrlos bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
infam bijvoeglijk naamwoord
-
-
indigne (méprisant; dédaigneusement; méprisable; abject; indignement; dédaigneux; avec mépris; d'un air méprisant; d'un ton méprisant; sur un ton méprisant)
verächtlich; schäbig; schweinisch; tückisch-
verächtlich bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor indigne:
Synoniemen voor "indigne":
indigné:
-
indigné (outré; enragé; hargneux; courroucé; hargneuse; grincheusement; grincheux; en colère; acariâtre; grincheuse; avec hargne; hargneusement; avec dépit; d'un air mécontent; d'une humeur massacrante)
verärgert; bitterböse; aufgeregt; empört; böse; verstimmt; haßerfüllt; ärgerlich; aufgebracht; erzürnt; erbost; ergrimmt-
verärgert bijvoeglijk naamwoord
-
bitterböse bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
empört bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
verstimmt bijvoeglijk naamwoord
-
haßerfüllt bijvoeglijk naamwoord
-
ärgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
erzürnt bijvoeglijk naamwoord
-
erbost bijvoeglijk naamwoord
-
ergrimmt bijvoeglijk naamwoord
-
-
indigné (irrité; fâché; furieux; en colère; fâcheux; enragé; mis en colère; irritable; outré; furibond; hargneux; exaspéré; hargneusement; courroucé; d'un air fâché)
böse; wütend; ärgerlich; rasend; neidisch; giftig; fuchsteufelswild; Haßerfüllt; aufgeregt; gehässig; übel; zornig; grimmig; verstimmt; eifersüchtig; garstig; bitterböse; aufgebracht; jähzornig; ungestüm; erzürnt; ergrimmt; verbissen; unwirsch; unwillig; borstig-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
wütend bijvoeglijk naamwoord
-
ärgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
rasend bijvoeglijk naamwoord
-
neidisch bijvoeglijk naamwoord
-
giftig bijvoeglijk naamwoord
-
fuchsteufelswild bijvoeglijk naamwoord
-
Haßerfüllt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
gehässig bijvoeglijk naamwoord
-
übel bijvoeglijk naamwoord
-
zornig bijvoeglijk naamwoord
-
grimmig bijvoeglijk naamwoord
-
verstimmt bijvoeglijk naamwoord
-
eifersüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
garstig bijvoeglijk naamwoord
-
bitterböse bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
jähzornig bijvoeglijk naamwoord
-
ungestüm bijvoeglijk naamwoord
-
erzürnt bijvoeglijk naamwoord
-
ergrimmt bijvoeglijk naamwoord
-
verbissen bijvoeglijk naamwoord
-
unwirsch bijvoeglijk naamwoord
-
unwillig bijvoeglijk naamwoord
-
borstig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor indigné:
Synoniemen voor "indigné":
Wiktionary: indigné
indigné
Cross Translation:
adjective
-
von etwas unangenehm, peinlich berührt
-
Zustand der Aufgebrachtheit
-
sehr verärgert über etwas sein
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indigné | → entrüstet | ↔ verontwaardigd — gevoelens koesterend dat men te na gekomen is |
• indigné | → empört; verärgert; ärgert | ↔ resentful — full of resentment |
indigène:
-
indigène (autochtone; du pays)
einheimische; inländisch; einheimisch-
einheimische bijvoeglijk naamwoord
-
inländisch bijvoeglijk naamwoord
-
einheimisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
indigène (aborigène; du pays; autochtone; inné; congénital)
einheimische; eingeborene; autochton-
einheimische bijvoeglijk naamwoord
-
eingeborene bijvoeglijk naamwoord
-
autochton bijvoeglijk naamwoord
-
-
indigène (autochtone; local; naturel; originaire; aborigène; national; du pays)
einheimisch; autochton; eingeboren; inländisch-
einheimisch bijvoeglijk naamwoord
-
autochton bijvoeglijk naamwoord
-
eingeboren bijvoeglijk naamwoord
-
inländisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
l'indigène (naturel)
-
l'indigène (aborigène; autochtone)
-
l'indigène (aborigène; autochtone; innée)
der Eingeborene
Vertaal Matrix voor indigène:
Synoniemen voor "indigène":
Wiktionary: indigène
indigène
Cross Translation:
adjective
-
fachsprachlich: in einem bestimmten Gebiet geboren, in einem bestimmten Gebiet beheimatet
-
zur Heimat gehörend; zum Land gehörig
-
zu einer Region, einem Ort (im eigentlichen Sinne zu einem Heim, zu einer Heimat) gehörig, in dieser Region, diesem Ort geboren, zu Hause sein
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indigène | → eingeboren; einheimisch | ↔ aboriginal — original; indigenous |
• indigène | → indigen | ↔ indigenous — born or engendered in, native to a land or region |
• indigène | → gebürtig | ↔ native — characteristic of or relating to people inhabiting a region from the beginning |
• indigène | → Eingeborene; Ureinwohner; Ureinwohnerin; Einheimischer; Einheimische; Eingeborener | ↔ Aboriginal — original inhabitant of any land |
• indigène | → einheimische; indigene | ↔ Aboriginal — of or pertaining to aborigines |
• indigène | → einheimisch | ↔ inheems — van oorsprong ergens voorkomend |