Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
sot:
- Idiot; Verrückte; Tor; Schwachsinnige; Narr; Irrsinnige; Dummkopf; Gimpel; Quatschkopf; Einfaltspinsel; Schussel; Trottel; Dussel; Schwachkopf; Hohlkopf; Strohkopf; Stümper; Schafskopf; Wahnsinnige; Tollkopf; Geisteskranke; Irre; Dumme; Kauz; Blödian; Kalbskopf; Dummköpfe; Schwärmer; Fan; Depp; Schaf; Hanswurst; dummer August; Spaßvogel; Schalk; Geck; Armleuchter; Tröttel; Gänschen; Esel; Tölpel; Hofnarr; Unbedeutende
- verrückt; gestört; blöd; geisteskrank; meschugge; übergeschnappt; dämlich; idiotisch; irre; wahnsinnig; stumpfsinnig; bescheuert; irrsinnig; lächerlich; idiotenhaft; geistesschwach; bekloppt; wirr; wahnwitzig; närrisch; blödsinnig; unsinnig; blöde; töricht; verstört; unvernünftig; geistkrank; humoristisch; spaßig; drollig; amüsant; witzig; komisch; lustig; humorvoll; spasshaft; ulkig; heiter; ausgelassen; schalkhaft; merkwürdig; eigenartig; wunderlich; kurios; eigen; gediegen; seltsam; dumm; albern; einfältig; absurd; ridikul; lachhaft; hirnverbrannt; denkfaul; hohlköpfig; unklug; unvernüftig; besonder; ungewöhnlich; sonderbar; fremd; bizarr; eigentümlich; fremdartig; absonderlich; spinnig
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor sot (Frans) in het Duits
sot:
-
le sot (fou)
-
le sot (idiot; crétin; tête de veau; imbécile; gros malin; âne; abruti; nouille; pauvre diable; noix; niais; gros bêta; bêta; nigaud; tête d'oeuf)
der Dummkopf; der Gimpel; der Quatschkopf; der Einfaltspinsel; der Schussel; der Trottel; der Dussel; der Schwachkopf; der Hohlkopf; der Strohkopf; der Stümper; der Schafskopf -
le sot (gros bêta; crétin; imbécile; nigaud)
-
le sot (malade mental; imbécile; forcené; barbare; toqué; fou; dément; idiot; déséquilibré; enragé; aliéné mental)
der Verrückte; der Wahnsinnige; der Tollkopf; der Tor; der Irrsinnige; der Geisteskranke; der Idiot; der Irre; der Schwachsinnige -
le sot (imbécile; crétin; chouette; gros bêta; hibou; nouille; triple buse; oie blanche; âne; mulet; abruti; nigaud; tête d'oeuf)
-
le sot (écervelé; hurluberlu; arlequin; bouffon; fou; polichinelle; imbécile; niais; idiot)
-
le sot (abruti; niais; imbécile; bêta; benêt; idiot; gros bêta)
-
le sot
-
le sot (freak; maniaque)
-
le sot (nullité; fou; imbécile; nullard; niais; nigaud; toqué; idiot; minus)
der Depp; Schaf; der Hanswurst; der Dummkopf; der dummer August; der Tor; der Trottel; der Schafskopf; der Einfaltspinsel; der Spaßvogel; der Narr; der Idiot; der Schalk; der Geck; der Armleuchter; der Tröttel; der Irrsinnige; Gänschen; der Esel; der Schussel; der Irre; der Verrückte; der Dumme; der Dussel; der Tölpel; der Schwachkopf; der Hofnarr; der Unbedeutende -
le sot (déséquilibré; fou; nigaud; dément; aliéné; toqué; desaxé)
-
sot (idiot; fou; farfelu; imbécile; bête; dérangé; frénétique; loufoque; dingue; toqué; perturbé; stupide; délirant; idiotement; débile; dément; effréné; cinglé; follement; troublé; absurde; sottement; d'une manière imbécile)
verrückt; gestört; blöd; geisteskrank; meschugge; übergeschnappt; dämlich; idiotisch; irre; wahnsinnig; stumpfsinnig; bescheuert; irrsinnig; lächerlich; idiotenhaft; geistesschwach; bekloppt; wirr; wahnwitzig; närrisch; blödsinnig; unsinnig; blöde; töricht; verstört; unvernünftig-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
gestört bijvoeglijk naamwoord
-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
geisteskrank bijvoeglijk naamwoord
-
meschugge bijvoeglijk naamwoord
-
übergeschnappt bijvoeglijk naamwoord
-
dämlich bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
wahnsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
bescheuert bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
idiotenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
bekloppt bijvoeglijk naamwoord
-
wirr bijvoeglijk naamwoord
-
wahnwitzig bijvoeglijk naamwoord
-
närrisch bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
unsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
töricht bijvoeglijk naamwoord
-
verstört bijvoeglijk naamwoord
-
unvernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (fou; idiot; idiotement; imbécile)
blöde; verrückt; blödsinnig; idiotisch-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (atteint de troubles mentaux; fou; lunatique; aliéné; délirant; idiot)
-
sot (comique; humoristique; drôle; humoriste; marrant; hilarant; rigolo; bouffon; dérisoire; amusant; drôlement; risible; avec humour; comiquement; sottement)
humoristisch; spaßig; drollig; amüsant; witzig; komisch; lustig; humorvoll; spasshaft; ulkig; heiter; ausgelassen; schalkhaft-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
humorvoll bijvoeglijk naamwoord
-
spasshaft bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (bizarre; curieux; étranger; étrange; drôle; fou; dingue; particulier; particulièrement; singulier; curieuse; étrangement; bizarrement; singulière)
merkwürdig; eigenartig; komisch; wunderlich; irrsinnig; irre; lächerlich; kurios; eigen; gediegen; seltsam-
merkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
eigenartig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
wunderlich bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
kurios bijvoeglijk naamwoord
-
eigen bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
seltsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (fou; imprudent; idiot; sottement; folle; insensé; sotte; follement; bariolé; déraisonnable; de façon irrationnelle)
-
sot (ridicule; absurde; dérisoire; insensé; sottement; ridiculement; hilarant; risible; d'une manière insensée)
absurd; lächerlich; ridikul; lachhaft-
absurd bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
ridikul bijvoeglijk naamwoord
-
lachhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (absurde; idiotement; folle; fou; dingue; toqué; bête; stupide; délirant; frénétique; sottement; brumeux; idiot)
verrückt; blöd; närrisch; gestört; irre; dämlich; bekloppt; wirr; idiotisch; bescheuert; verstört; meschugge; blöde; blödsinnig; geisteskrank; wahnwitzig; geistesschwach; idiotenhaft; wahnsinnig; irrsinnig; übergeschnappt-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
närrisch bijvoeglijk naamwoord
-
gestört bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
dämlich bijvoeglijk naamwoord
-
bekloppt bijvoeglijk naamwoord
-
wirr bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
bescheuert bijvoeglijk naamwoord
-
verstört bijvoeglijk naamwoord
-
meschugge bijvoeglijk naamwoord
-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
geisteskrank bijvoeglijk naamwoord
-
wahnwitzig bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
idiotenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
wahnsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
übergeschnappt bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (folle; imbécile; fou; dingue; dérangé; frénétique; absurde; perturbé; stupide; effréné; bête; sottement; idiotement; farfelu; débile; dément; idiot; cinglé; délirant; follement; troublé; loufoque; toqué; d'une manière imbécile)
blöde; verrückt; blöd; idiotisch; irre; lächerlich; dämlich; blödsinnig; bescheuert; gestört; bekloppt; wahnsinnig; närrisch; unvernünftig; irrsinnig; verstört; unsinnig; geisteskrank; hirnverbrannt; geistesschwach; idiotenhaft-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
dämlich bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
bescheuert bijvoeglijk naamwoord
-
gestört bijvoeglijk naamwoord
-
bekloppt bijvoeglijk naamwoord
-
wahnsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
närrisch bijvoeglijk naamwoord
-
unvernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
verstört bijvoeglijk naamwoord
-
unsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
geisteskrank bijvoeglijk naamwoord
-
hirnverbrannt bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
idiotenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (sans cervelle; bête; nul; distrait; stupide; innocent; imbécile; bêtement; écervelé; sottement; stupidement; sans tête)
-
sot (insensé; fou; idiot; déraisonnable)
töricht; unklug; unvernüftig-
töricht bijvoeglijk naamwoord
-
unklug bijvoeglijk naamwoord
-
unvernüftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (excentrique; bizarre; caractéristique; spécial; particulier; curieux; particulièrement; bizarrement; capricieux; dingue; drôle; singulier; singulièrement; fantasque; fou; spécifique; typique; curieuse; singulière; étranger; étrange; à part; représentatif; étrangement; baroque; typiquement; d'une manière baroque)
besonder; ungewöhnlich; sonderbar; eigenartig; fremd; bizarr; merkwürdig; eigentümlich; wunderlich; kurios; fremdartig; eigen; seltsam; absonderlich-
besonder bijvoeglijk naamwoord
-
ungewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
sonderbar bijvoeglijk naamwoord
-
eigenartig bijvoeglijk naamwoord
-
fremd bijvoeglijk naamwoord
-
bizarr bijvoeglijk naamwoord
-
merkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
eigentümlich bijvoeglijk naamwoord
-
wunderlich bijvoeglijk naamwoord
-
kurios bijvoeglijk naamwoord
-
fremdartig bijvoeglijk naamwoord
-
eigen bijvoeglijk naamwoord
-
seltsam bijvoeglijk naamwoord
-
absonderlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
sot (désaxé; fou; mentalement perturbé; sottement)
Vertaal Matrix voor sot:
Synoniemen voor "sot":
Wiktionary: sot
sot
sot
Cross Translation:
noun
-
salopp: törichter, einfältiger Mensch
- Schote → toto; toton; zarzais; tetais; timbré; tétais; tatais; tata; taouin; tarla; thon; sans-génie; taon; nounoune; sans-dessein; noune; nono; niochon; mongol; innocent; guerlot; gniochon; coco; concombre; cossin; épais; beignet; bozo; cave; nouille; nunuche; sot; beigne; nicodème; nigaud; niquedouille; gourde; imbécile; niais; benêt; corniaud; cornichon; couillon; cruche; dadais
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sot | → blöd; blöde; dumm | ↔ dull — not bright or intelligent |
• sot | → dumm; närrisch; töricht | ↔ foolish — lacking good sense or judgement; unwise |
• sot | → Trottel; Einfaltspinsel; Dummkopf | ↔ nincompoop — silly or foolish person |
Computer vertaling door derden: