Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
sommer:
- mahnen; auffordern; ermahnen; anmahnen; fordern; gebieten; befehlen; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; regieren; herrschen; beherrschen; aufrufen; vorladen; herbeirufen; einberufen; vor Gericht laden; erinnern; laden; rufen; tagen; herausfordern; dämmern; ansagen; anschreiben; kundgeben; mit Nchdruck daran erinnern
- Anschreiben; Ankündigen; Ansagen; Anmelden
-
Wiktionary:
- sommer → mahnen, hinzufügen
- sommer → summieren
Duits naar Frans: Meer gegevens...
Frans
Uitgebreide vertaling voor sommer (Frans) in het Duits
sommer:
sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
-
sommer (exhorter à; intimer; sommer de)
mahnen; auffordern; ermahnen; anmahnen; fordern-
auffordern werkwoord (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
-
anmahnen werkwoord
-
sommer (ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; commander; consacrer à; obliger à; diriger)
gebieten; befehlen; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; regieren; herrschen; beherrschen-
kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
-
sommer (convoquer; appeler; appeler à; remémorer; citer en justice; interpeller; notifier; intimer; assigner en justice; paraître devant le tribunal; sommer de)
aufrufen; auffordern; vorladen; herbeirufen; einberufen; vor Gericht laden; fordern; erinnern; laden; rufen; tagen; mahnen; herausfordern; dämmern-
auffordern werkwoord (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
-
herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)
-
vor Gericht laden werkwoord
-
herausfordern werkwoord (fordre heraus, forderst heraus, fordert heraus, forderte heraus, fordertet heraus, herausgefordert)
-
sommer (notifier; convoquer)
ansagen; anschreiben; kundgeben-
anschreiben werkwoord (schreibe an, schreibst an, schreibt an, schrieb an, schriebt an, angeschrieben)
-
sommer (mettre en demeure)
Conjugations for sommer:
Présent
- somme
- sommes
- somme
- sommons
- sommez
- somment
imparfait
- sommais
- sommais
- sommait
- sommions
- sommiez
- sommaient
passé simple
- sommai
- sommas
- somma
- sommâmes
- sommâtes
- sommèrent
futur simple
- sommerai
- sommeras
- sommera
- sommerons
- sommerez
- sommeront
subjonctif présent
- que je somme
- que tu sommes
- qu'il somme
- que nous sommions
- que vous sommiez
- qu'ils somment
conditionnel présent
- sommerais
- sommerais
- sommerait
- sommerions
- sommeriez
- sommeraient
passé composé
- ai sommé
- as sommé
- a sommé
- avons sommé
- avez sommé
- ont sommé
divers
- somme!
- sommez!
- sommons!
- sommé
- sommant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor sommer:
Synoniemen voor "sommer":
Wiktionary: sommer
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van sommer
Duits
Uitgebreide vertaling voor sommer (Duits) in het Frans
Sommer:
Vertaal Matrix voor Sommer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
été | Sommer |
Synoniemen voor "Sommer":
Wiktionary: Sommer
Sommer
Cross Translation:
noun
Sommer
-
wärmste Jahreszeit, liegt zwischen Frühling und Herbst, meteorologisch vom 1. Juni bis 31. August
- Sommer → été
noun
-
Saison chaude de l’année
- été → Sommer; Hochsommer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Sommer | → été | ↔ zomer — jaargetijde tussen lente en herfst |
• Sommer | → été | ↔ summer — hottest season |
• Sommer | → été | ↔ summertime — the period or season of summer |
Computer vertaling door derden: