Overzicht
Frans naar Duits: Meer gegevens...
- pressant:
-
presser:
- drücken; quetschen; knellen; eilen; jagen; hetzen; hasten; wetzen; andrücken; festdrücken; pressen; auspressen; ausdrücken; sich beeilen; klemmen; aufbügeln; hinaufdrücken; andringen; durchsetzen; hochtreiben; auftreiben; aufhetzen; aufjagen; antreiben; anspornen; hochdrehen; aufstacheln; aufwirbeln; aufscheuchen; beschleunigen; beeilen; klammern; umklammern; zwängen; spannen; schnüren; kneifen; zwicken; zudrücken; zukneifen; komprimieren; zusammenpressen; zusammendrücken; ausquetschen; ermutigen; motivieren; stimulieren; ermuntern; animieren; eindrücken; rasen; durchwühlen; festklemmen; festkneifen
-
Wiktionary:
- pressant → inständig
- presser → drängen, pressen, pressieren, beklemmen, drücken, bedrücken, zwängen, andringen, beharren auf, trotzen, beeilen, beschleunigen, fördern, befördern, schneller machen, akzelerieren, ausdrücken
- presser → beschleunigen, anlehnen, lehnen, drücken, quetschen, pressen, kneifen, andrücken
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
pressant:
Het woord pressant is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van duits naar frans.-
Synoniemen voor "pressant":
dringend; eilig; händeringend; höchste Eisenbahn; spornstreichs; vordringlich; vorrangig; zeitkritisch
-
Synoniemen voor "pressant":
Frans
Uitgebreide vertaling voor pressant (Frans) in het Duits
pressant:
-
pressant (lourd; écrasant; embarrassant)
schwer; mit ein großes Gewicht-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
mit ein großes Gewicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
pressant (urgent; avec urgence; imminent; serré; pressé; d'urgence)
dringend; dringend nötig; dringlich; notwendig-
dringend bijvoeglijk naamwoord
-
dringend nötig bijvoeglijk naamwoord
-
dringlich bijvoeglijk naamwoord
-
notwendig bijvoeglijk naamwoord
-
-
pressant (difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; avec peine)
nicht einfach-
nicht einfach bijvoeglijk naamwoord
-
-
pressant (étroit; serré; petit; restreint; étouffé; ténu; étroitement; limité; étouffant; petitement)
-
pressant (indispensable; nécessaire; urgemment; grand besoin; de toute nécessité; d'urgence; bon besoin)
notwendig; dringend; dringlich; dringend nötig; stringent-
notwendig bijvoeglijk naamwoord
-
dringend bijvoeglijk naamwoord
-
dringlich bijvoeglijk naamwoord
-
dringend nötig bijvoeglijk naamwoord
-
stringent bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pressant:
Synoniemen voor "pressant":
presser:
presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, pressent, pressais, pressait, pressions, pressiez, pressaient, pressai, pressas, pressa, pressâmes, pressâtes, pressèrent, presserai, presseras, pressera, presserons, presserez, presseront)
-
presser (appuyer; faire pression; peser; serrer)
-
presser (pousser qn à se dépêcher; précipiter; hâter)
-
presser (serrer; coller; tasser)
andrücken; festdrücken-
festdrücken werkwoord (drücke fest, drückst fest, drückt fest, drückte fest, drücktet fest, festgedrückt)
-
presser (pressurer)
-
presser (se précipiter; se dépêcher; se presser; traquer; hâter; se hâter)
sich beeilen; hasten; eilen; jagen; hetzen; wetzen-
sich beeilen werkwoord (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
-
-
presser (se rendre en toute hâte; se rendre en hâte; accourir; se précipiter; courir; filer; galoper; s'élancer)
-
presser
-
presser
-
presser (insister sur qc; imposer; pousser)
-
presser (chasser)
hochtreiben; jagen; hetzen; auftreiben; aufhetzen; aufjagen; antreiben; anspornen; hochdrehen; aufstacheln; aufwirbeln; aufscheuchen-
hochtreiben werkwoord (treibe hoch, treibst hoch, treibt hoch, trieb hoch, triebt hoch, hochgetrieben)
-
aufstacheln werkwoord (stachele auf, stachelst auf, stachelt auf, stachelte auf, stacheltet auf, aufgestachelt)
-
aufwirbeln werkwoord (wirbele auf, wirbelst auf, wirbelt auf, wirbelte auf, wirbeltet auf, aufgewirbelt)
-
aufscheuchen werkwoord
-
-
presser (accélérer; précipiter; hâter; activer; brusquer)
beschleunigen; beeilen-
beschleunigen werkwoord (beschleunige, beschleunigst, beschleunigt, beschleunigte, beschleunigtet, beschleunigt)
-
-
presser (coincer; serrer; saisir; pincer; tordre; comprimer; happer; compresser)
-
presser (serrer; coincer; se saigner aux quatre veines pour; tordre; pincer; rogner; manquer; comprimer; compresser)
-
presser (encourager à; convier; stimuler; exciter; inviter; s'empresser)
-
presser (serrer; pincer)
-
presser (compresser; comprimer; serrer; condenser)
komprimieren; zusammenpressen; zusammendrücken-
komprimieren werkwoord (komprimiere, komprimierst, komprimiert, komprimierte, komprimiertet, komprimiert)
-
zusammenpressen werkwoord (presse zusammen, preßt zusammen, preßte zusammen, preßtet zusammen, zusammengepreßt)
-
zusammendrücken werkwoord (drücke zusammen, drückst zusammen, drückt zusammen, drückte zusammen, drücktet zusammen, zusammengedrückt)
-
-
presser (exprimer; pincer; éteindre)
-
presser (exhorter; inciter; éperonner; activer; inciter à; animer; exciter; attiser; tisonner)
-
presser (comprimer)
-
presser (se hâter; courir; foncer; se dépêcher; faire de la vitesse; hâter; se presser; s'empresser)
-
presser (bousculer; harceler; talonner)
-
presser (pincer; serrer)
festklemmen; festkneifen-
festklemmen werkwoord (klemme fest, klemmst fest, klemmt fest, klemmte fest, klemmten fest, festgeklemmt)
-
festkneifen werkwoord
-
Conjugations for presser:
Présent
- presse
- presses
- presse
- pressons
- pressez
- pressent
imparfait
- pressais
- pressais
- pressait
- pressions
- pressiez
- pressaient
passé simple
- pressai
- pressas
- pressa
- pressâmes
- pressâtes
- pressèrent
futur simple
- presserai
- presseras
- pressera
- presserons
- presserez
- presseront
subjonctif présent
- que je presse
- que tu presses
- qu'il presse
- que nous pressions
- que vous pressiez
- qu'ils pressent
conditionnel présent
- presserais
- presserais
- presserait
- presserions
- presseriez
- presseraient
passé composé
- ai pressé
- as pressé
- a pressé
- avons pressé
- avez pressé
- ont pressé
divers
- presse!
- pressez!
- pressons!
- pressé
- pressant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor presser:
Synoniemen voor "presser":
Wiktionary: presser
presser
Cross Translation:
verb
presser
-
exercer une pression, serrer plus ou moins fort.
- presser → drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• presser | → beschleunigen | ↔ hasten — to make someone/something speed up |
• presser | → anlehnen; lehnen | ↔ lean — to press against |
• presser | → drücken | ↔ press — to apply pressure |
• presser | → drücken; quetschen; pressen | ↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once |
• presser | → anlehnen; lehnen | ↔ leunen — steunen, het evenwicht bewaren door het eigen gewicht deels door iets anders te laten steunen |
• presser | → kneifen | ↔ knijpen — tussen twee punten druk uitoefenen |
• presser | → andrücken | ↔ aanduwen — vaster duwen |
• presser | → andrücken | ↔ aandrukken — vaster drukken |
Duits