Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: garde

Franse en Duitse zoekresultaten voor: garde

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. garde:
  2. garder:
  3. Wiktionary:
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Garde:

Frans

Uitgebreide vertaling voor garde (Frans) in het Duits

garde:

garde [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la garde (conservation; préservation)
    Bewaren; Aufheben
    • Bewaren [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufheben [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. la garde
    die Garde
    • Garde [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. la garde
    die Amme
    • Amme [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. la garde (gestion; contrôle; surveillance; supervision)
    die Verwaltung; die Kontrolle; die Administration
  5. la garde (dépôt; conservation; détention)
    Lager
    • Lager [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. la garde (surveillance; contrôle; supervision; )
    die Bewachung; die Beaufsichtigung; die Kontrolle
  7. la garde (consignation; conservation; dépôt; détention; préservation)
    die Verwahrung; etwas zur Aufbewahrung geben

garde [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le garde (gardien de prison; gardien; concierge; )
    der Wächter; der Wärter; der Aufseher
    • Wächter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wärter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufseher [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. le garde (sentinelle; surveillant; veilleur)
    der Wächter; der Wärter
    • Wächter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wärter [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. le garde (nid de pie; veille; guetteur; )
    der Ausguck; Krähennest

garde

  1. garde
    der Wächter
    • Wächter [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor garde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Administration contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance
Amme garde nourrice
Aufheben conservation; garde; préservation abrogation; action de révoquer; annihilation; annulation; dédit; fermeture; invalidation; levée; liquidation; ramassage; relèvement; révocation; soulèvement; suppression; surgissement; élévation
Aufseher concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur chef de salle; concierge; concierges; contrôleur; contrôleurs; curateur; garde champêtre; garde-malade; gardien; gardien d'animaux; gardiens; soigneur; surveillants; tuteur
Ausguck garde; garde de nuit; gardien; guet; guetteur; nid de pie; observatoire; patrouille; poste d'observation; poste de garde; poste de surveillance; ronde; veille gardien; guetteur; surveillant; veilleur
Beaufsichtigung contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement
Bewachung contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement
Bewaren conservation; garde; préservation
Garde garde
Kontrolle contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement contrôle; contrôle de billets; contrôle de soi; enquête; examen; inspection; inspection de billets; maîtrise; maîtrise de soi
Krähennest garde; garde de nuit; gardien; guet; guetteur; nid de pie; observatoire; patrouille; poste d'observation; poste de garde; poste de surveillance; ronde; veille
Lager conservation; dépôt; détention; garde anneau; bière; camp; campement; chambre aux provisions; demie; depôt; dépôt; entrepôt; garde-magasin; garde-manger; gîte; gîte de lièvre; magasin; pression; remise; réserve; stock
Verwahrung conservation; consignation; dépôt; détention; garde; préservation
Verwaltung contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance Administration; administration; direction; politique; route; stratégie; tactique
Wächter concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur gardien; guetteur; protecteur; surveillant; veilleur; veilleur de nuit
Wärter concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur gardien; guetteur; surveillant; veilleur
etwas zur Aufbewahrung geben conservation; consignation; dépôt; détention; garde; préservation

Synoniemen voor "garde":


Wiktionary: garde

garde
noun
  1. Traductions à trier suivant le sens
garde
noun
  1. Militär: Kurzform für den Wachdienst oder die Gruppe von Soldaten, die diesen durchführen
  2. österr., sonst veraltet: sorgende Aufsicht über etwas oder jemanden, insbesondere über Kinder
Cross Translation:
FromToVia
• garde → Wächter ↔ guard — person who or thing that protects something
• garde → Schutz ↔ guard — part of machine blocking dangerous parts
• garde → Wache ↔ ward — action of a watchman
• garde → Wache ↔ watch — person or group of people who guard

gardé:


Synoniemen voor "gardé":


gardée:


Synoniemen voor "gardée":


garder:

garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, )

  1. garder (retenir)
    behalten
    • behalten werkwoord (behalte, behältst, behält, behielt, behieltet, behalten)
  2. garder (protéger; maintenir; sauvegarder; )
    beschützen; behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; aufpassen; achtgeben; abschirmen
    • beschützen werkwoord
    • behüten werkwoord (behüte, behütest, behütet, behütete, behütetet, behütet)
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • beaufsichtigen werkwoord (beaufsichtige, beaufsichtigst, beaufsichtigt, beaufsichtigte, beaufsichtigtet, beaufsichtigt)
    • hüten werkwoord (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
    • aufpassen werkwoord (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)
    • achtgeben werkwoord
    • abschirmen werkwoord (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
  3. garder (conserver; maintenir; préserver)
    bewahren; konservieren; aufbewahren; aufheben; einmachen; einkochen; einbüchsen
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • konservieren werkwoord (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
    • aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
    • aufheben werkwoord (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • einmachen werkwoord (mache ein, machst ein, macht ein, machte ein, machtet ein, eingemacht)
    • einkochen werkwoord (koche ein, kochst ein, kocht ein, kochte ein, kochtet ein, eingekocht)
    • einbüchsen werkwoord (büchse ein, büchst ein, büchste ein, büchstet ein, eingebüchst)
  4. garder (surveiller; observer; patrouiller)
    bewachen; überwachen; patrouillieren; beaufsichtigen; inspizieren
    • bewachen werkwoord (bewache, bewachst, bewacht, bewachte, bewachtet, bewacht)
    • überwachen werkwoord (überwache, überwachst, überwacht, überwachte, überwachtet, überwacht)
    • patrouillieren werkwoord (patrouilliere, patrouillierst, patrouilliert, patrouillierte, patrouilliertet, patrouilliert)
    • beaufsichtigen werkwoord (beaufsichtige, beaufsichtigst, beaufsichtigt, beaufsichtigte, beaufsichtigtet, beaufsichtigt)
    • inspizieren werkwoord (inspiziere, inspizierst, inspiziert, inspizierte, inspiziertet, inspiziert)
  5. garder (mettre de côté; ranger)
    ablegen; hinlegen; abstellen; zurücklegen; einstellen; unterstellen; fortsetzen; abschießen; weglegen; betten; einstallen
    • ablegen werkwoord (lege ab, legst ab, legt ab, legte ab, legtet ab, abgelegt)
    • hinlegen werkwoord (lege hin, legst hin, legt hin, legte hin, legtet hin, hingelegt)
    • abstellen werkwoord (stelle ab, stellst ab, stellt ab, stellte ab, stelltet ab, abgestellt)
    • zurücklegen werkwoord (lege zurück, legst zurück, legt zurück, legte zurück, legtet zurück, zurückgelegt)
    • einstellen werkwoord (r, stellst ein, stellt ein, stellte ein, stelltet ein, eingestellt)
    • unterstellen werkwoord (unterstelle, unterstellst, unterstellt, unterstellte, unterstelltet, unterstellt)
    • fortsetzen werkwoord (setze fort, setzt fort, setzte fort, setztet fort, fortgesetzt)
    • abschießen werkwoord (schieße ab, schießest ab, schießt ab, schoß ab, schoßt ab, abgeschossen)
    • weglegen werkwoord (lege weg, legst weg, legt weg, legte weg, legtet weg, weggelegt)
    • betten werkwoord (bette, bettest, bettet, bettete, bettetet, gebettet)
    • einstallen werkwoord (stalle ein, stallst ein, stallt ein, stallte ein, stalltet ein, eingestallt)
  6. garder
    hüten
    • hüten werkwoord (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
  7. garder (poser qch; mettre; préserver; )
    hinlegen; lagern; deponieren; ablegen; niederlegen; aufheben; bewahren; bergen; aufbewahren
    • hinlegen werkwoord (lege hin, legst hin, legt hin, legte hin, legtet hin, hingelegt)
    • lagern werkwoord (lagere, lagerst, lagert, lagerte, lagertet, gelagert)
    • deponieren werkwoord (deponiere, deponierst, deponiert, deponierte, deponiertet, deponiert)
    • ablegen werkwoord (lege ab, legst ab, legt ab, legte ab, legtet ab, abgelegt)
    • niederlegen werkwoord
    • aufheben werkwoord (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • bergen werkwoord (berge, birgst, birgt, barg, bargt, geborgen)
    • aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
  8. garder (ne pas laisser aller; tenir; retenir; garder chez soi)
    festhalten; nicht gehenlassen
  9. garder (se maintenir; maintenir; retenir; conserver)
    erhalten; behalten; handhaben; instandhalten; beibehalten; wahren; bewahren
    • erhalten werkwoord (erhalte, erhältst, erhält, erhielt, erhieltet, erhalten)
    • behalten werkwoord (behalte, behältst, behält, behielt, behieltet, behalten)
    • handhaben werkwoord (handhabe, handhabst, handhabt, handhabte, handhabtet, gehandhabt)
    • instandhalten werkwoord
    • beibehalten werkwoord (beibehalte, beibehältst, beibehält, beibehielt, beibehieltet, beibehalten)
    • wahren werkwoord (wahre, wahrst, wahrt, wahrte, wahrtet, gewahrt)
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
  10. garder (emprisonner; tenir; détenir; )
    einschließen; einsperren; gefangenhalten; festsetzen; einpferchen
    • einschließen werkwoord (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
    • einsperren werkwoord (sperre ein, sperrst ein, sperrt ein, sperrte ein, sperrtet ein, eingesperrt)
    • gefangenhalten werkwoord
    • festsetzen werkwoord (setze fest, setzt fest, setzte fest, setztet fest, festgesetzt)
    • einpferchen werkwoord (pferche ein, pferchst ein, pfercht ein, pferchte ein, pferchtet ein, eingepfercht)
  11. garder (réserver; mettre à part; retenir; )
    vorbehalten; freihalten; zurücklegen; zurückhalten; beiseite legen; zurückstellen; offenhalten; zur Seite legen; zurückbehalten; auf die Seitelegen
    • vorbehalten werkwoord (behalte vor, behälst vor, behält vor, behielt vor, behieltet vor, vorbehalten)
    • freihalten werkwoord (halte frei, hältst frei, hält frei, hielt frei, hieltet frei, freigehalten)
    • zurücklegen werkwoord (lege zurück, legst zurück, legt zurück, legte zurück, legtet zurück, zurückgelegt)
    • zurückhalten werkwoord (halte zurück, hälst zurück, hält zurück, hielt zurück, hieltet zurück, zurückgehalten)
    • beiseite legen werkwoord (lege beiseite, legst beiseite, legt beiseite, legte beiseite, legtet beiseite, beiseite gelegt)
    • zurückstellen werkwoord (stelle zurück, stellst zurück, stellt zurück, stellte zurück, stelltet zurück, zurückgestellt)
    • offenhalten werkwoord (halte offen, hältst offen, hält offen, hielt offen, offengehalten)
    • zur Seite legen werkwoord (lege zur Seite, legst zur Seite, legt zur Seite, legte zur Seite, legtet zur Seite, zur Seite gelegt)
    • zurückbehalten werkwoord (behalte zurück, behaltest zurück, behaltet zurück, behaltete zurück, behaltetet zurück, zurückbehalten)
    • auf die Seitelegen werkwoord
  12. garder (retenir libre; réserver)
    freihalten; offenhalten
    • freihalten werkwoord (halte frei, hältst frei, hält frei, hielt frei, hieltet frei, freigehalten)
    • offenhalten werkwoord (halte offen, hältst offen, hält offen, hielt offen, offengehalten)
  13. garder (emprisonner; tenir; détenir; conserver; retenir)
    einschließen; einsperren; im Gefängnis werfen; aufsperren
    • einschließen werkwoord (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
    • einsperren werkwoord (sperre ein, sperrst ein, sperrt ein, sperrte ein, sperrtet ein, eingesperrt)
    • aufsperren werkwoord (sperre auf, sperrst auf, sperrt auf, sperrte auf, sperrtet auf, aufgesperrt)
  14. garder (équiper d'un dispositif d'alarme; protéger; sauvegarder; )
    abschirmen; schützen; sichern; sicherstellen
    • abschirmen werkwoord (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
    • schützen werkwoord (schütze, schützt, schützte, schütztet, geschützt)
    • sichern werkwoord (sichere, sicherst, sichert, sicherte, sichertet, gesichert)
    • sicherstellen werkwoord
  15. garder (patrouiller; surveiller; observer)
    patrouillieren; beaufsichtigen; bewachen; auf Streifegehen
    • patrouillieren werkwoord (patrouilliere, patrouillierst, patrouilliert, patrouillierte, patrouilliertet, patrouilliert)
    • beaufsichtigen werkwoord (beaufsichtige, beaufsichtigst, beaufsichtigt, beaufsichtigte, beaufsichtigtet, beaufsichtigt)
    • bewachen werkwoord (bewache, bewachst, bewacht, bewachte, bewachtet, bewacht)
    • auf Streifegehen werkwoord

Conjugations for garder:

Présent
  1. garde
  2. gardes
  3. garde
  4. gardons
  5. gardez
  6. gardent
imparfait
  1. gardais
  2. gardais
  3. gardait
  4. gardions
  5. gardiez
  6. gardaient
passé simple
  1. gardai
  2. gardas
  3. garda
  4. gardâmes
  5. gardâtes
  6. gardèrent
futur simple
  1. garderai
  2. garderas
  3. gardera
  4. garderons
  5. garderez
  6. garderont
subjonctif présent
  1. que je garde
  2. que tu gardes
  3. qu'il garde
  4. que nous gardions
  5. que vous gardiez
  6. qu'ils gardent
conditionnel présent
  1. garderais
  2. garderais
  3. garderait
  4. garderions
  5. garderiez
  6. garderaient
passé composé
  1. ai gardé
  2. as gardé
  3. a gardé
  4. avons gardé
  5. avez gardé
  6. ont gardé
divers
  1. garde!
  2. gardez!
  3. gardons!
  5. gardé
  6. gardant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor garder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufheben bruit; cas; commotion; éclat
sichern acte de verouiller
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ablegen déposer; garder; installer; mettre; mettre de côté; placer; poser qch; préserver; ranger accomplir; archiver; coucher; déposer; faire asseoir; fixer; installer; insérer; mettre; parcourir; placer; planter; poser; ranger; situer; stationner
abschießen garder; mettre de côté; ranger abattre; assassiner; descendre; décharger; exécuter; faire du tir; flinguer; fusiller; sabrer; tirer; tuer; égorger
abschirmen abriter; assurer la surveillance; cacher; conserver; dissimuler; défendre; garder; maintenir; mettre en sûreté; mettre à l'abri de; protéger; préserver; receler; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose; équiper d'un dispositif d'alarme abriter; blinder; borner; cacher; camoufler; celer; clôturer; couvrir; cuirasser; desservir; dissimuler; débarrasser; débarrasser la table; déguiser; détenir; farder; fermer au verrou; mettre en sûreté; mettre à l'abri de; nettoyer; omettre; protéger; préserver; receler; recéler; retenir; sauvegarder; se taire de quelque chose; verrouiller; voiler
abstellen garder; mettre de côté; ranger abolir; abroger; arrêter; coucher; couper; débrancher; débrayer; déconnecter; déposer; faire asseoir; fixer; garer; installer; insérer; mettre; mettre en dépôt; mettre hors de circuit; placer; planter; porter remède à; poser; ranger; remiser; remédier á; situer; stationner; stopper; supprimer
achtgeben abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose faire attention; ne pas relâcher son attention; observer; prendre garde; regarder; se garder de; se méfier de; surveiller; veiller sur; être attentif
auf Streifegehen garder; observer; patrouiller; surveiller rester éveillé; veiller
auf die Seitelegen garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; réserver
aufbewahren conserver; déposer; garder; installer; maintenir; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger accumuler; amasser; assembler; collectionner; conserver; cumuler; débarrasser; emmagasiner; entreposer; faire des économies; liquider; mettre de côté; nettoyer; placer; préserver; ranger; rassembler; recueillir; solder; stocker; économiser; épargner
aufheben conserver; déposer; garder; installer; maintenir; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger abandonner; abolir; acquitter; amasser; annihiler; annuler; archiver; bâtir; conserver; construire; cueillir; dissoudre; dresser; débarrasser; déboutonner; décommander; décrocher; dénouer; détruire; fermer; hisser; lever; liquider; mettre quelque chose debout; monter; nettoyer; payer; prendre; préserver; ramasser; ranger; recueillir; retirer; régler; résilier; résoudre; révoquer; s'élever; se soulever; solder; soulever; stocker; supprimer; suspendre; édifier; élever; ériger
aufpassen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose faire attention; prendre garde; se garder de; se méfier de; surveiller; veiller sur; être attentif
aufsperren conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir décoder; détacher; enfoncer; forcer; fracturer; ouvrir brusquement; écarter
beaufsichtigen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; observer; patrouiller; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose rester éveillé; surveiller; veiller; veiller sur
behalten conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir
behüten abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose défendre; protéger; préserver; sauvegarder
beibehalten conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir tenir avec
beiseite legen garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; réserver accaparer; affecter; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; réserver; stocker; séparer
bergen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger conserver; débarrasser; déposer; emmagasiner; entreposer; installer; liquider; mettre; mettre en sécurité; mettre en sûreté; nettoyer; placer; poser; ranger; sauver; solder; stocker
beschützen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose
betten garder; mettre de côté; ranger coucher; déposer; faire asseoir; fixer; installer; insérer; mettre; mettre au lit; placer; poser
bewachen garder; observer; patrouiller; surveiller rester éveillé; surveiller; veiller; veiller sur
bewahren abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; déposer; garder; installer; maintenir; mettre; mettre à l'abri de; placer; poser qch; protéger; préserver; ranger; retenir; sauvegarder; se maintenir; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose abriter; cacher; conserver; débarrasser; emmagasiner; entreposer; liquider; maintenir; mettre en sûreté; nettoyer; placer; protéger; préserver; ranger; recéler; sauvegarder; solder; stocker
deponieren déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger conserver; déposer; emmagasiner; entreposer; envoyer; expédier; installer; mettre; mettre derrière; placer; poser; poster; ranger; stationner; stocker; transcrire; transférer; transférer de l'argent; verser; virer
einbüchsen conserver; garder; maintenir; préserver conserver; faire des conserves; mettre en conserve; préparer des conserves
einkochen conserver; garder; maintenir; préserver avaler; battre à plate couture; concentrer; confire; conserver; décaper; faire des conserves de; foutre le camp; grossir; mariner; mettre dans la saumure; mettre en conserve; mettre en salaison; refouler; rendre épais; réduire; réduire en bouillant; répandre du sel sur; s'enfler; s'épaisser; saler; saumurer; se dissoudre; se renfler; surclasser largement; épaissir; être dans la saumure
einmachen conserver; garder; maintenir; préserver avaler; battre à plate couture; confire; conserver; décaper; faire des conserves; faire des conserves de; foutre le camp; mariner; mettre dans la saumure; mettre en conserve; mettre en salaison; préparer des conserves; refouler; répandre du sel sur; saler; saumurer; se dissoudre; surclasser largement; être dans la saumure
einpferchen conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir ajouter; cerner; détenir; emprisonner; encager; encercler; entourer; envelopper; environner; inclure; mettre en cage
einschließen conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir ajouter; calculer; cerner; compter; détenir; emboîter; emprisonner; encastrer; encercler; enfermer; entourer; envelopper; environner; inclure; insérer; intercaler; intégrer; mettre dans; pousser dans; s'entourer de; s'insérer
einsperren conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir ajouter; arrêter; attraper; capturer; détenir; emprisonner; encager; enfermer; envelopper; faire prisonnier; fixer; immobiliser; inclure; mettre en cage; mettre sous les verrous; saisir; écluser
einstallen garder; mettre de côté; ranger
einstellen garder; mettre de côté; ranger abandonner; accorder; ajuster; annuler; coucher; déboutonner; décommander; dégager; déposer; désigner; détacher; dévisser; embaucher; engager; faire asseoir; faire concorder; faire halte; faire la grève; fixer; installer; insérer; mettre; mettre au point; nommer; placer; planter; poser; prendre en service; recruter; retirer; régler; résilier; révoquer; s'arrêter; se mettre en grève; situer; stationner; stopper; supprimer; suspendre; synchroniser
erhalten conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir abriter; acquérir; atteindre; cacher; conserver; gagner; maintenir; mettre en sûreté; mériter; ne pas changer; obtenir; parvenir à; percevoir; prendre livraison de; protéger; préserver; recevoir; recéler; remettre en état; restaurer; rester tel quel; revenir; réaliser; réhabiliter; rénover; sauvegarder; se contenir; se dominer; toucher; être digne de
festhalten garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; tenir attacher; attraper; clouer; coller à; compresser; comprimer; détenir; empoigner; emprisonner; ficeler; fixer; garder à la main; indexer; lier; maintenir; mettre; mettre à l'attache; prendre; retenir; s'accrocher à; saisir; se cramponner à; serrer; tenir; tordre
festsetzen conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir arrêter; conclure; constater; décider; décrire; définir; délimiter; dénoter; déposer sur un compte bancaire; désigner; détailler; détenir; déterminer; emprisonner; estimer; expliciter; finir; identifier; immobiliser; mettre fin à; prendre fin; préciser; qualifier; stopper; terminer; vérifier; établir
fortsetzen garder; mettre de côté; ranger avancer; continuer; continuer à pousser; durer; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; poursuivre; prolonger; reprendre; reprise; se continuer; se poursuivre
freihalten garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; retenir libre; réserver tenir quelqu'un dans l'incertitude
gefangenhalten conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir détenir; garder en prison
handhaben conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre; prendre en service; se servir de; user; user de; utiliser
hinlegen déposer; garder; installer; mettre; mettre de côté; placer; poser qch; préserver; ranger coucher; déposer; faire asseoir; faucher; fixer; installer; insérer; mettre; placer; planter; poser; poser doucement; s'allonger; s'étendre; situer; stationner
hüten abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose abriter; cacher; faire attention; mettre en sûreté; patronner; prendre garde; protéger; préserver; recéler; sauvegarder; surveiller; veiller sur; être attentif
im Gefängnis werfen conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir
inspizieren garder; observer; patrouiller; surveiller aller se faire foutre; aller se faire voir; considérer; contempler; contrôler; essayer; examiner; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; inspecter; mettre à l'épreuve; observer; parcourir; passer en revue; regarder; soumettre à un test; soumettre à une inspection; surveiller; tester; visiter; voir; vérifier; éprouver
instandhalten conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir conserver; maintenir
konservieren conserver; garder; maintenir; préserver avaler; confire; conserver; décaper; faire des conserves; faire des conserves de; foutre le camp; macérer; mariner; mettre dans la saumure; mettre en conserve; mettre en salaison; pimenter; préparer des conserves; préserver; refouler; répandre du sel sur; saler; saumurer; se dissoudre; épicer; être dans la saumure
lagern déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger camper; conserver; débarrasser; emmagasiner; entreposer; faire du camping; liquider; nettoyer; placer; ranger; solder; stocker
nicht gehenlassen garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; tenir
niederlegen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger bloquer; paralyser; être abattu
offenhalten garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; retenir libre; réserver tenir quelqu'un dans l'incertitude
patrouillieren garder; observer; patrouiller; surveiller rester éveillé; veiller
schützen abriter; cacher; dissimuler; garder; mettre en sûreté; protéger; préserver; receler; sauvegarder; équiper d'un dispositif d'alarme abriter; cacher; garantir; mettre en sûreté; protéger; préserver; recéler; sauvegarder
sichern abriter; cacher

Synoniemen voor "garder":


Wiktionary: garder

garder
verb
  1. Surveiller étroitement.
  2. Préserver de toute atteinte.
  3. Retenir en sa possession.
  4. Mettre de côté, en réserve, conserver.
garder
  1. übertragen: behalten, zu seinem Besitz machen (beispielsweise kostenlose Ware)
verb
  1. (transitiv), Schweiz: nicht antasten lassen, schützen, verteidigen
  2. (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
  3. etwas Positives auch in einer schwierigen Situation beibehalten
  4. etwas offen lassen oder öffnen halten
  5. etwas behalten bzw. nicht wegwerfen
  6. Kleidung anbehalten
  7. (intransitiv) passiv sein und allgemein beobachten
Cross Translation:
FromToVia
• garder → schützen ↔ guard — To protect from some offence
• garder → behalten; aufheben ↔ keep — to maintain possession of
• garder → bewahren; erhalten ↔ keep — to maintain the condition of; to preserve
• garder → halten ↔ keep — of livestock: to raise; to care for
• garder → kümmern; pflegen ↔ look after — to watch, to protect
• garder → hüten ↔ hoeden — een kudde dieren verzorgen en in de gaten houden
• garder → aufbewahren; erhalten ↔ bewaren — ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
• garder → bewachen ↔ bewaken — toezicht houden op de veiligheid van iets of iemand

Verwante vertalingen van garde



Duits

Uitgebreide vertaling voor garde (Duits) in het Frans

Garde:

Garde [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Garde
    la garde
    • garde [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Garde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garde Garde Administration; Amme; Aufheben; Aufseher; Ausguck; Beaufsichtigung; Bewachung; Bewaren; Kontrolle; Krähennest; Lager; Verwahrung; Verwaltung; Wächter; Wärter; etwas zur Aufbewahrung geben
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
garde Wächter







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.2961 seconde
Page rendered in 1.0 seconds