Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Zoek: dirigeant

Franse en Duitse zoekresultaten voor: dirigeant

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dirigeant:
  2. diriger:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor dirigeant (Frans) in het Duits

dirigeant:

dirigeant bijvoeglijk naamwoord

  1. dirigeant
    leitend; führend

dirigeant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le dirigeant (leader; président; gérant; )
    der Vorsitzender; der Anführer; der Führer
  2. le dirigeant
    der Treuhänder; der Verwalter
  3. le dirigeant
    der Regierende
  4. le dirigeant (capitaine; gérant; directeur; )
    der Kapitän; der Geschützführer; der Kommandant; der Anführer; der Führer; die Anführerin; der Schiffskapitän; der Hauptmann; die Hauptmänner; der Gebieter; der Kommandeur

Vertaal Matrix voor dirigeant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anführer capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président agitateur; bruyant; capitaine; capitaine de vaisseau; capitaines; chef; chef de tribu; chef scouts; chefs; chefs d'équipe; chefs de file; commandant; contremaître; créateur; dirigeants; fondateur; grand chef; initiateur; initiateurs; instigateur; instigateurs; leaders; marinier; meneur; meneurs; meneuse; metteur au point; moniteur; petit chenapan; promoteur; provocateur; président; responsable; sommités; tapageur
Anführerin capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président bruyant; cheftaine; instigateur; meneur; meneuse; petit chenapan; tapageur
Führer capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; capitaine de vaisseau; celui qui guide les visiteurs; chauffeur; chef; commandant; conducteur; guide; guide touristique; livret d'instructions; manager; marinier; meneur; mentor; modèle; notice explicative; parrain; patron; personne qui sert de guide; protecteur; président; rail électrique; responsable; seigneur; souverain; tuteur
Gebieter capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; chef; commandant; directeur; envahisseur; homme du pouvoir; lieutenant-colonel; majesté; maître; meneur; mentor; monarque; parrain; patron; principal; président; responsable; roi; régent; seigneur; souverain; supérieur; tête
Geschützführer capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président
Hauptmann capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; capitaine de vaisseau; chef; chef d'équipe; chef scout; commandant; contremaître; marinier; meneur; patron; président; responsable; tête
Hauptmänner capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président
Kapitän capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; capitaine de vaisseau; commandant; marinier
Kommandant capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; capitaine de vaisseau; chef; commandant; commandant de brigade; commandant de groupe; général de brigade; leader; lieutenant-colonel; marinier; patron; supérieur
Kommandeur capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président chef; commandant; lieutenant-colonel; supérieur
Regierende dirigeant
Schiffskapitän capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; chef; commandant; directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; leader politique; manager; meneur; patron; président capitaine; capitaine d'intendance; capitaine de frégate; commandant; leader; marinier; patron
Treuhänder dirigeant
Verwalter dirigeant administrateur; chef d'entreprise; intendant; manager
Vorsitzender directeur; dirigeant; grand chef; gérant; leader; manager; président président
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
führend dirigeant au commencement; d'abord; devant; directeur; décisif; décisive; déterminant l'image; en avant; en premier; en premier lieu; en tête; influent; marquant; premier; puissant; qui donne le ton; qui fait autorité; sur le devant; à l'avant; à l'entrée; éminent
leitend dirigeant au commencement; d'abord; devant; décisif; décisive; en avant; en premier; en premier lieu; en tête; notable; premier; qui donne le ton; qui fait autorité; sur le devant; à l'avant; à l'entrée; éminent

Synoniemen voor "dirigeant":


Wiktionary: dirigeant

dirigeant
noun
  1. leitende Person in einer Organisation, Vereinigung oder Bewegung
Cross Translation:
FromToVia
• dirigeant → Hauptmann; Leiter; Anführerin; Anführer; Kopf; Führerin; Führer ↔ leader — one having authority
• dirigeant → Herrscher ↔ ruler — person who rules or governs
• dirigeant → Leiter; Führer; Anführer ↔ leider — iemand die leidt of bestuurt

diriger:

diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )

  1. diriger (conduire; piloter)
    fahren; steuern; lenken
    • fahren werkwoord (fahre, fährst, fährt, fuhr, fuhrt, gefahren)
    • steuern werkwoord (steuere, steuerst, steuert, steuerte, steuertet, gesteuert)
    • lenken werkwoord (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)
  2. diriger (commander; mener; avoir le commandement; )
    führen; leiten; steuern; anordnen; kommandieren; lenken; befehlen; gebieten; verordnen
    • führen werkwoord (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • leiten werkwoord (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • steuern werkwoord (steuere, steuerst, steuert, steuerte, steuertet, gesteuert)
    • anordnen werkwoord (ordne an, ordnest an, ordnet an, ordnete an, ordnetet an, angeordnet)
    • kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
    • lenken werkwoord (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)
    • befehlen werkwoord (befehle, befiehlst, befielht, befohl, befohlt, befohlen)
    • gebieten werkwoord (gebiete, gebietest, gebietet, gebot, gebotet, geboten)
    • verordnen werkwoord (verordne, verordnest, verordnet, verordnete, verordnetet, verordnet)
  3. diriger (mener; conduire; guider; entraîner; balayer)
    führen; leiten; lenken
    • führen werkwoord (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • leiten werkwoord (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • lenken werkwoord (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)
  4. diriger (conduire; gérer; gouverner; )
    leiten; führen; anführen; dirigieren
    • leiten werkwoord (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • führen werkwoord (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • anführen werkwoord (führe an, führst an, führt an, führte an, führtet an, angeführt)
    • dirigieren werkwoord (dirigiere, dirigierst, dirigiert, dirigierte, dirigiertet, dirigiert)
  5. diriger (administrer; gérer)
    verwalten; bewirtschaften; administrieren
    • verwalten werkwoord (verwalte, verwaltest, verwaltet, verwaltete, verwaltetet, verwaltet)
    • bewirtschaften werkwoord (bewirtschafte, bewirtschaftest, bewirtschaftet, bewirtschaftete, bewirtschaftetet, bewirtschaftet)
    • administrieren werkwoord (administriere, administrierst, administriert, administrierte, administriertet, administriert)
  6. diriger (viser; aboutir à)
    ansteuern
    • ansteuern werkwoord (steuere an, steuerst an, steuert an, steuerte an, steuertet an, angesteuert)
  7. diriger (commander; régir; gouverner; maîtriser; dominer)
    regieren; herrschen; befehlen; kontrollieren; gebieten; kommandieren; steuern; lenken; beherrschen
    • regieren werkwoord (regiere, regierst, regiert, regierte, regiertet, regiert)
    • herrschen werkwoord (herrsche, herrschst, herrscht, herrschte, herrschtet, geherrscht)
    • befehlen werkwoord (befehle, befiehlst, befielht, befohl, befohlt, befohlen)
    • kontrollieren werkwoord (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
    • gebieten werkwoord (gebiete, gebietest, gebietet, gebot, gebotet, geboten)
    • kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
    • steuern werkwoord (steuere, steuerst, steuert, steuerte, steuertet, gesteuert)
    • lenken werkwoord (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)
    • beherrschen werkwoord (beherrsche, beherrscht, beherrschte, beherrschtet, beherrscht)
  8. diriger (ordonner; décréter; assigner; )
    gebieten; befehlen; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; regieren; herrschen; beherrschen
    • gebieten werkwoord (gebiete, gebietest, gebietet, gebot, gebotet, geboten)
    • befehlen werkwoord (befehle, befiehlst, befielht, befohl, befohlt, befohlen)
    • auftragen werkwoord (trage auf, trägst auf, trägt auf, trug auf, trugt auf, aufgetragen)
    • kommandieren werkwoord (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
    • beauftragen werkwoord (beuaftrage, beuaftragst, beuaftragt, beuaftragte, beuaftragtet, beauftragt)
    • erlassen werkwoord (erlasse, erläßt, erließ, erließt, erlassen)
    • regieren werkwoord (regiere, regierst, regiert, regierte, regiertet, regiert)
    • herrschen werkwoord (herrsche, herrschst, herrscht, herrschte, herrschtet, geherrscht)
    • beherrschen werkwoord (beherrsche, beherrscht, beherrschte, beherrschtet, beherrscht)
  9. diriger (piloter à travers; guider)
    schwindeln
    • schwindeln werkwoord (schwindele, schwindelst, schwindelt, schwindelte, schwindeltet, geschwindelt)

Conjugations for diriger:

Présent
  1. dirige
  2. diriges
  3. dirige
  4. dirigeons
  5. dirigez
  6. dirigent
imparfait
  1. dirigeais
  2. dirigeais
  3. dirigeait
  4. dirigions
  5. dirigiez
  6. dirigeaient
passé simple
  1. dirigeai
  2. dirigeas
  3. dirigea
  4. dirigeâmes
  5. dirigeâtes
  6. dirigèrent
futur simple
  1. dirigerai
  2. dirigeras
  3. dirigera
  4. dirigerons
  5. dirigerez
  6. dirigeront
subjonctif présent
  1. que je dirige
  2. que tu diriges
  3. qu'il dirige
  4. que nous dirigions
  5. que vous dirigiez
  6. qu'ils dirigent
conditionnel présent
  1. dirigerais
  2. dirigerais
  3. dirigerait
  4. dirigerions
  5. dirigeriez
  6. dirigeraient
passé composé
  1. ai dirigé
  2. as dirigé
  3. a dirigé
  4. avons dirigé
  5. avez dirigé
  6. ont dirigé
divers
  1. dirige!
  2. dirigez!
  3. dirigeons!
  5. dirigé
  6. dirigeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor diriger:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administrieren administrer; diriger; gérer
anführen administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider aller en avant; avancer; avancer des arguments; marcher devant; prendre les devants
anordnen administrer; avoir le commandement; commander; diriger; gouverner; mener; ordonner; piloter; présider aménager; annoncer; arranger; colocaliser; commander; commencer; construire; créer; destiner; dicter; dresser; décréter; déterminer; fonder; indiquer; lancer; ordonner; organiser; prescrire; proclamer; promulguer; réserver; suggérer; édifier; ériger
ansteuern aboutir à; diriger; viser aller droit à; foncer sur; naviguer sur
auftragen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer accabler; attraper; charger; commander; consommer; dicter; fanfaronner; fournir; importuner; mettre; mettre en avant; offrir; ordonner; prendre soin de; prescrire; présenter; s'occuper de; s'user; se charger de; se consumer; se corroder; se vanter de; servir; servir à table; user
beauftragen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer accabler; charger; dicter; dresser; enjoindre; importuner; ordonner; plaindre; poser droit; prescrire; redresser; remettre d'aplomb; se lamenter de; se plaindre; émettre des réserves
befehlen administrer; assigner; avoir le commandement; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; mener; obliger à; ordonner; piloter; présider; régir; sommer annoncer; brusquer; commander; contraindre; dicter; décréter; enjoindre; forcer; imposer; obliger; ordonner; prescrire; proclamer; promulguer
beherrschen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; obliger à; ordonner; régir; sommer apaiser; avoir le dessus; baisser de ton; brider; calmer; contraindre; contrôler; dominer; dompter; l'emporter sur; maîtriser; modérer; munir de brides; refouler; refréner; reprendre; retenir; retirer; réprimer; se commander; se contenir; se modérer; se posséder
bewirtschaften administrer; diriger; gérer
dirigieren administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider diriger un orchestre
erlassen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer dispenser de; donner quittance; déclarer quitte; relâcher
fahren conduire; diriger; piloter brouetter; conduire; tenir le volant; transporter dans une brouettte; être au volant
führen administrer; avoir le commandement; balayer; commander; conduire; diriger; entraîner; gouverner; guider; gérer; manier; mener; ordonner; piloter; présider aboutir à; accompagner; arranger; atteindre; conduire; coordonner; culminer; escorter; glisser; indexer; organiser; renvoyer à; régler; résulter; se confirmer; se réaliser; se référer à
gebieten administrer; assigner; avoir le commandement; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; mener; obliger à; ordonner; piloter; présider; régir; sommer brusquer; commander; contraindre; dicter; forcer; imposer; obliger; ordonner; prescrire
herrschen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; obliger à; ordonner; régir; sommer avoir de l'autorité; avoir le dessus; contrôler; diffuser; dominer; gouverner; l'emporter sur; maîtriser; régner; se répandre
kommandieren administrer; assigner; avoir le commandement; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; mener; obliger à; ordonner; piloter; présider; régir; sommer dicter; encaisser; enjoindre; exiger; ordonner; percevoir; prescrire; recouvrer; récupérer
kontrollieren commander; diriger; dominer; gouverner; maîtriser; régir avoir sous contrôle; contrôler; corriger; effectuer; enquêter; essayer; examiner; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; inspecter; interroger; mettre à l'épreuve; parcourir; passer en revue; recalculer; rechercher; refaire le calcul; revoir; réviser; soumettre à un test; soumettre à une inspection; tester; vérifier; éprouver; étudier
leiten administrer; avoir le commandement; balayer; commander; conduire; diriger; entraîner; gouverner; guider; gérer; manier; mener; ordonner; piloter; présider arranger; coordonner; organiser; renvoyer à; se référer à
lenken administrer; avoir le commandement; balayer; commander; conduire; diriger; dominer; entraîner; gouverner; guider; maîtriser; mener; ordonner; piloter; présider; régir arranger; conduire; coordonner; guider un cheval; organiser; piloter; piloter un avion; renvoyer à; se référer à; tenir le volant; virer de bord; voler; être au volant
regieren assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; dominer; décréter; dévouer; gouverner; maîtriser; obliger à; ordonner; régir; sommer
schwindeln diriger; guider; piloter à travers avoir la tête qui tourne; conter des mensonges; fabuler; faire accroire à; inventer des histoires; mentir; raconter des histoires; tourner; être pris de vertige
steuern administrer; avoir le commandement; commander; conduire; diriger; dominer; gouverner; maîtriser; mener; ordonner; piloter; présider; régir agir sur; aller d'un pas décidé; aller droit à; arranger; arranger qc; conduire; convenir; entrer; entrer dans; entrer en vigueur; faire route vers; faire voile sur; influencer; naviguer; naviguer sur; organiser; organiser qc; piloter; piloter un avion; pénétrer; pénétrer dans; rentrer; régler une affaire; tenir le volant; voguer; voler; être au volant
verordnen administrer; avoir le commandement; commander; diriger; gouverner; mener; ordonner; piloter; présider annoncer; commander; dicter; donner un médicament; décréter; faire avaler; faire prendre; indiquer; ordonner; prescrire; proclamer; promulguer; suggérer
verwalten administrer; diriger; gérer gérer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beherrschen dominé; passif; résignant; soumis à

Synoniemen voor "diriger":


Wiktionary: diriger

diriger
verb
  1. transitiv, mit Adverbiale der Richtung: etwas oder jemanden in eine (durch die Adverbiale angegebene) Richtung im Raum steuern oder führen, insbesondere:
  2. intransitiv: eine Bewegung nach einer bestimmten Seite hin machen oder veranlassen
  3. die Führung ausüben
  4. das Handeln von jemanden oder etwas bestimmen
Cross Translation:
FromToVia
• diriger → leiten; führen ↔ head — (transitive) be in command of
• diriger → leiten ↔ lead — conduct or direct with authority

Verwante vertalingen van dirigeant







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1226 seconde
Page rendered in 1.0 seconds