Truco in het Zweeds vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

truco:
- händighet; duktighet; skicklighet; konstskap; möjligheten; trick; knep; gimmickar; trollkonst; trolleriknep; falskt trick; påhitt
Wiktionary:
- truco → hake, fusk, trick, fint, knep, trolleritrick, trollkonst, stick

Spaans

Uitgebreide vertaling voor truco (Spaans) in het Zweeds

el truco (habilidad; saber)
händighet; duktighet; skicklighet
- händighet zelfstandig naamwoord
- duktighet zelfstandig naamwoord
- skicklighet [-en] zelfstandig naamwoord
el truco (agilidad; arte; artes; comodidad; manija; presteza; ciencia; aptitud; pericia)
konstskap; möjligheten
- konstskap zelfstandig naamwoord
- möjligheten zelfstandig naamwoord
el truco (artimaña; trampa; treta)
trick
- trick [-ett] zelfstandig naamwoord
el truco (trucaje; trampa; artimaña; ardid; treta; estratagema)
knep; trick; gimmickar
- knep [-ett] zelfstandig naamwoord
- trick [-ett] zelfstandig naamwoord
- gimmickar zelfstandig naamwoord
el truco (juego de manos)
trollkonst; trolleriknep
- trollkonst zelfstandig naamwoord
- trolleriknep zelfstandig naamwoord
el truco (trampa)
falskt trick
- falskt trick zelfstandig naamwoord
el truco (trampa; artimaña; treta)
knep; trick; påhitt
- knep [-ett] zelfstandig naamwoord
- trick [-ett] zelfstandig naamwoord
- påhitt [-ett] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
duktighet	habilidad; saber; truco
falskt trick	trampa; truco
gimmickar	ardid; artimaña; estratagema; trampa; treta; trucaje; truco
händighet	habilidad; saber; truco
knep	ardid; artimaña; estratagema; trampa; treta; trucaje; truco	cabriola; piruetas
konstskap	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco
möjligheten	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	credibilidad; plausibilidad; probabilidad
påhitt	artimaña; trampa; treta; truco
skicklighet	habilidad; saber; truco	aptitud; arte; capacidad; capital; caudal; competencia; conocimientos; destreza; dotes; experiencia; fortuna; haberes; habilidad; hacienda; pericia; potencia; presteza; riqueza; saber; talento; talentos
trick	ardid; artimaña; estratagema; maña; trampa; treta; trucaje; truco	acecho; anzuelo; ardid; astucia; cebo; señuelo
trolleriknep	juego de manos; truco
trollkonst	juego de manos; truco	brujería; fantasía; hechicería; magia; poder mágico

Cross Translation:

From	To	Via
• truco	→ hake	↔ catch — a hidden difficulty, especially in a deal or negotiation (jump)
• truco	→ fusk	↔ cheat — unfair advantage in a computer game
• truco	→ trick; fint; knep	↔ trick — something designed to fool
• truco	→ trick; trolleritrick; trollkonst	↔ trick — magic trick
• truco	→ stick	↔ trick — winning sequence in cards