Spaans
Uitgebreide vertaling voor toga (Spaans) in het Zweeds
toga:
-
la toga (calzoncillos; braguita; bragas; slip)
underbyxor; damkalsonger; underkjolar; dambyxor; inderkläder-
underbyxor zelfstandig naamwoord
-
damkalsonger zelfstandig naamwoord
-
underkjolar zelfstandig naamwoord
-
dambyxor zelfstandig naamwoord
-
inderkläder zelfstandig naamwoord
-
-
la toga
-
el toga (traje de ceremonia)
rättegångs kläder-
rättegångs kläder zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor toga:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dambyxor | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | bragas; braguita; calzoncillos |
damkalsonger | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | bragas; braguita; calzoncillos |
inderkläder | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | |
rättegångs kläder | toga; traje de ceremonia | |
skrud | toga | cogulla; hábito; ornamentos de la iglesia |
underbyxor | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | braga; bragas; braguita; calzoncillos; pantalón corto |
underkjolar | bragas; braguita; calzoncillos; slip; toga | |
ämbetsdräkt | toga | abrigo de gala; cogulla; frac de ceremonia; frac de gala; hábito; ornamentos de la iglesia; vestido de gala |