Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. recelo:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor recelo (Spaans) in het Zweeds

recelo:

recelo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el recelo (sospecha)
    misstanke; misstanksamhet
  2. el recelo (temor; miedo; cobardía; )
    fara; ängsla
    • fara [-ett] zelfstandig naamwoord
    • ängsla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor recelo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fara cobardía; empacho; inquietud; insipidez; miedo; recelo; sosería; temor; timidez amenaza; peligro
misstanke recelo; sospecha desconfianza; sospecha
misstanksamhet recelo; sospecha
ängsla cobardía; empacho; inquietud; insipidez; miedo; recelo; sosería; temor; timidez angustia; carácter huraño; embarazo; empacho; esquivez; miedo; susto; temor; terror; timidez
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fara acobardarse por; arredrarse ante; estar preocupado; temer; tener miedo

Verwante woorden van "recelo":

  • recelos

Synoniemen voor "recelo":


Wiktionary: recelo


Cross Translation:
FromToVia
recelo misstänksamhet; misstro ArgwohnVerdacht, Misstrauen
recelo misstro; misstroende; otro méfiancedisposition à se méfier, à soupçonner, crainte habituelle d’tromper.