Pobreza in het Zweeds vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

pobreza:
- elände; fattigdom; armod; torftighet; brist; nöd; obestånd; desperation; hjälplöshet; knussel; sparsamhet; njugghet; knapphet; avsaknad
Wiktionary:
- pobreza → fattigdom, armod

Spaans

Uitgebreide vertaling voor pobreza (Spaans) in het Zweeds

la pobreza (miseria)
elände; fattigdom
- elände [-ett] zelfstandig naamwoord
- fattigdom [-en] zelfstandig naamwoord
la pobreza
fattigdom; armod; torftighet
- fattigdom [-en] zelfstandig naamwoord
- armod [-ett] zelfstandig naamwoord
- torftighet [-en] zelfstandig naamwoord
la pobreza
fattigdom
- fattigdom [-en] zelfstandig naamwoord
la pobreza
brist; nöd; armod; obestånd
- brist [-en] zelfstandig naamwoord
- nöd [-en] zelfstandig naamwoord
- armod [-ett] zelfstandig naamwoord
- obestånd zelfstandig naamwoord
la pobreza (indigencia)
desperation; hjälplöshet; armod; torftighet
- desperation [-en] zelfstandig naamwoord
- hjälplöshet [-en] zelfstandig naamwoord
- armod [-ett] zelfstandig naamwoord
- torftighet [-en] zelfstandig naamwoord
la pobreza (parquedad; escasez; miseria; mezquindad; insuficiencia; frugalidad; escualidez)
knussel; sparsamhet; njugghet
- knussel [-ett] zelfstandig naamwoord
- sparsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
- njugghet [-en] zelfstandig naamwoord
la pobreza (penuria; necesidad; déficit; insuficiencia; escasez; frugalidad; carencia; privación; parquedad)
knapphet; brist; avsaknad
- knapphet [-en] zelfstandig naamwoord
- brist [-en] zelfstandig naamwoord
- avsaknad [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
armod	indigencia; pobreza	desvalidez
avsaknad	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	ausencia; carencia; deficiencia; escasez; necesidad; privación
brist	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	achaque; alifafe; ausencia; carencia; defecto; deficiencia; enfermedad; escasez; existencias agotadas; fallo; falta; falta de peso; imperfección; necesidad; privación
desperation	indigencia; pobreza	confusión; desesperación
elände	miseria; pobreza	adversidad; aflicción; desastre; desgracia; desgracias; horrores; latoso; mala suerte; miseria; pesadillas; pesado; problemas; rollo; trapisonda
fattigdom	miseria; pobreza	desvalidez
hjälplöshet	indigencia; pobreza	desamparo; desmayo; falta de medios; impotencia; incapacidad; inválido
knapphet	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
knussel	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
njugghet	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza	avaricia; avidez; codicia; giro; hiena
nöd	pobreza
obestånd	pobreza
sparsamhet	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza	ahorro; economía; escasez; parquedad
torftighet	indigencia; pobreza

Cross Translation:

From	To	Via
• pobreza	→ fattigdom	↔ poverty — quality or state of being poor
• pobreza	→ fattigdom; armod	↔ Armut — ein fehlen von materiellen Mitteln, ein Mangel an Chancen, ein Leben zu führen, das einem gewissen Minimalstandard entspricht