Insuficiencia in het Zweeds vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

insuficiencia:
- knapphet; brist; avsaknad; otillräcklighet; bristfällighet; knussel; sparsamhet; njugghet

Spaans

Uitgebreide vertaling voor insuficiencia (Spaans) in het Zweeds

la insuficiencia (penuria; necesidad; déficit; escasez; frugalidad; carencia; pobreza; privación; parquedad)
knapphet; brist; avsaknad
- knapphet [-en] zelfstandig naamwoord
- brist [-en] zelfstandig naamwoord
- avsaknad [-en] zelfstandig naamwoord
la insuficiencia
otillräcklighet; bristfällighet
- otillräcklighet [-en] zelfstandig naamwoord
- bristfällighet [-en] zelfstandig naamwoord
la insuficiencia (parquedad; escasez; pobreza; miseria; mezquindad; frugalidad; escualidez)
knussel; sparsamhet; njugghet
- knussel [-ett] zelfstandig naamwoord
- sparsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
- njugghet [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avsaknad	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	ausencia; carencia; deficiencia; escasez; necesidad; privación
brist	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	achaque; alifafe; ausencia; carencia; defecto; deficiencia; enfermedad; escasez; existencias agotadas; fallo; falta; falta de peso; imperfección; necesidad; pobreza; privación
bristfällighet	insuficiencia	deficiencia; imperfección
knapphet	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
knussel	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
njugghet	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza	avaricia; avidez; codicia; giro; hiena
otillräcklighet	insuficiencia
sparsamhet	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza	ahorro; economía; escasez; parquedad