Overzicht
Spaans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. haz:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor haz (Spaans) in het Zweeds

haz:

haz [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el haz (bosque; arboleda; manojo)
    skog; skogsmark
    • skog [-en] zelfstandig naamwoord
    • skogsmark [-en] zelfstandig naamwoord
  2. el haz
    hög; stack; stapel; trave
    • hög zelfstandig naamwoord
    • stack [-en] zelfstandig naamwoord
    • stapel [-en] zelfstandig naamwoord
    • trave [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor haz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hög haz acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; elevación; estaca; grupo; loma artificial; masa; montículo; montón; pilote; zampa
skog arboleda; bosque; haz; manojo bosque; monte; selva
skogsmark arboleda; bosque; haz; manojo suelo forestal; terreno forestal
stack haz abrazadera; borne; brazadera; cepo; clavija; grapa; mitra; pila; presilla
stapel haz abrazadera; borne; brazadera; cepo; clavija; columna; grapa; mitra; pincelada hacia arriba; presilla
trave haz acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; grupo; masa; montón
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hög alto; alto y delgado; en voz alta; situado en lo alto; superior

Verwante woorden van "haz":

  • haces

Synoniemen voor "haz":


Wiktionary: haz


Cross Translation:
FromToVia
haz bunt; packe; knippe; paket bundle — group of objects held together by wrapping or tying
haz knippe bundle — biology: cluster of closely bound muscle or nerve fibres
haz kärve; sädeskärve sheaf — bundle of grain or straw
haz kärve sheaf — mathematical construct
haz knyte; bunt Bündel — etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände

Verwante vertalingen van haz