Home ->Woordenboeken ->Spaans/Zweeds ->Vertaal culo

Vertaal culo van Spaans naar Zweeds

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

culo:
- rumpa; baksida; stjärt
- bakhalva; bakdel; skinka
Wiktionary:
- culo → prutt, röv, arsle, rövhål, bak, ända, rumpa, stjärt, botten, arsel, häck

Spaans

Uitgebreide vertaling voor culo (Spaans) in het Zweeds

culo:

culo [la ~] zelfstandig naamwoord

la culo (nalgas)
rumpa; baksida; stjärt
- rumpa [-en] zelfstandig naamwoord
- baksida [-en] zelfstandig naamwoord
- stjärt [-en] zelfstandig naamwoord

culo [el ~] zelfstandig naamwoord

el culo (nalga; trasero; nalgas; posaderas; otro lado; otra cara)
bakhalva; bakdel; skinka
- bakhalva zelfstandig naamwoord
- bakdel zelfstandig naamwoord
- skinka [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor culo:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bakdel	culo; nalga; nalgas; otra cara; otro lado; posaderas; trasero	parte trasera; última parte
bakhalva	culo; nalga; nalgas; otra cara; otro lado; posaderas; trasero
baksida	culo; nalgas	defensa; dorso; espalda; lado de atrás; lado de la sombra; lado negativo; lomo; otra cara; otra cara de la medalla; otro lado; parte de atrás; parte posterior; reverso; reverso de la medalla; revés; vuelta; zaguero
rumpa	culo; nalgas
skinka	culo; nalga; nalgas; otra cara; otro lado; posaderas; trasero	buenos muslos; jamones; jamón; muslo
stjärt	culo; nalgas

Synoniemen voor "culo":

ano; recto
asentaderas; trasero; nalgas; posaderas; poto
cola; pan dulce; huesito dulce
ojete

Wiktionary: culo

Cross Translation:

From	To	Via
• culo	→ prutt; röv; arsle	↔ ass — buttocks
• culo	→ arsle; rövhål	↔ asshole — anus
• culo	→ bak; ända; rumpa; röv; stjärt	↔ butt — buttocks
• culo	→ botten	↔ Boden — unterer Abschluss eines Gefäßes
• culo	→ stjärt; rumpa; bak; röv; arsle	↔ Gesäß — Anatomie: ein nur bei Menschen und ansatzweise bei Affen ausgeprägtes Körperteil am unteren Rumpfende
• culo	→ arsle; arsel; röv; häck	↔ Arsch — umgangssprachlich, vulgär: für Hinterteil, Po, Gesäß
• culo	→ arsel; arsle	↔ Arsch — Schimpfwort, Beleidigung