Brío in het Zweeds vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

brío:
- schvung; fart; iver; eldighet; glöd; våldsamhet; häftighet
Wiktionary:
- brío → élan, hänförelse

Spaans

Uitgebreide vertaling voor brío (Spaans) in het Zweeds

brío:

brío [el ~] zelfstandig naamwoord

el brío (ardor; garbo; ímpetu; entusiasmo)
schvung; fart; iver; eldighet
- schvung [-en] zelfstandig naamwoord
- fart [-en] zelfstandig naamwoord
- iver [-en] zelfstandig naamwoord
- eldighet [-en] zelfstandig naamwoord
el brío (vehemencia; fuego; fuerza; violencia; fervor; intensidad; aspereza; profundidad; ardor; acritud; arrebato; ímpetu; impetuosidad; brusquedad; causticidad)
iver; glöd; våldsamhet; häftighet
- iver [-en] zelfstandig naamwoord
- glöd [-ett] zelfstandig naamwoord
- våldsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
- häftighet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brío:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eldighet	ardor; brío; entusiasmo; garbo; ímpetu
fart	ardor; brío; entusiasmo; garbo; ímpetu	acción; alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; celeridad; embarcación; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; incidente; interés; marcha; navegación; pretexto; prisa; prontitud; propulsión; pujanza; rapidez; rebosamiento; ritmo; tempo; tiempo; urgencia; velocidad; velocidad de marcha
glöd	acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; fervor; fuego; fuerza; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu	ardor; brillo; claridad; iluminación; impetuosidad; incandescencia; limpidez; lumbre; lúcidez; pureza; rabia; resplandor; serenidad; vehemencia
häftighet	acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; fervor; fuego; fuerza; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu	impetuosidad; intensidad; potencial; potencial de un campo electromagnetico; rabia; vehemencia; ímpetu
iver	acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; entusiasmo; fervor; fuego; fuerza; garbo; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu	actividad; afán; energía; entusiasmo; fuerza; ganas; ganas de trabajar
schvung	ardor; brío; entusiasmo; garbo; ímpetu
våldsamhet	acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; fervor; fuego; fuerza; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu	brutalidad; fuerza; impetuosidad; intensidad; rabia; vehemencia; violencia; ímpetu
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
glöd		efecto de iluminado; iluminado; iluminado exterior
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
häftighet		vehemente

Verwante woorden van "brío":

bríos

Synoniemen voor "brío":

agresividad; combatividad; belicosidad; beligerancia; determinación; osadía
arrestos; arrojo; valor; valentía; coraje; ímpetu; energía; decisión; resolución; denuedo
elegancia
gallardía; bravura; gentileza; galanura; garbo; gracia; prestancia; salero
validación; subsistencia; firmeza; garra; empuje; fuerza; nervio; moral; acometividad; potencia; pujanza; ánimo; aliento; arranque; atrevimiento; intrepidez; seguridad
vitalidad; dinamismo; vivacidad; vida; vigor; fortaleza

Wiktionary: brío

Cross Translation:

From	To	Via
• brío	→ élan; hänförelse	↔ Elan — die Begeisterung oder der Schwung, womit man etwas macht

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal brío van Spaans naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor brío (Spaans) in het Zweeds

brío:

brío [el ~] zelfstandig naamwoord

el brío (ardor; garbo; ímpetu; entusiasmo)

el brío (vehemencia; fuego; fuerza; violencia; fervor; intensidad; aspereza; profundidad; ardor; acritud; arrebato; ímpetu; impetuosidad; brusquedad; causticidad)

Vertaal Matrix voor brío:

Verwante woorden van "brío":

Synoniemen voor "brío":

Wiktionary: brío