Spaans
Uitgebreide vertaling voor audacia (Spaans) in het Zweeds
audacia:
-
la audacia (valor; fuerza; hazaña; dureza; valentía; robustez; acto heroico)
mod; tapperhet; gallanteri; våghalsighet; förvägenhet-
mod zelfstandig naamwoord
-
gallanteri zelfstandig naamwoord
-
förvägenhet zelfstandig naamwoord
-
-
la audacia (osadía; cojones; coraje; valentía; atrevimiento; agallas)
utan räddsla-
utan räddsla zelfstandig naamwoord
-
-
la audacia (coraje; cojones; osadía; valentía)
-
la audacia (jactancia; fanfarronería; fanfarria; atrevido; fanfarronada; fanfarronadas; pompa; atrevimiento; presunción; bravata; ostentación; chirrido; estridencia; vanagloria; fastuosidad; exageraciones; temeraridad; majaderías; baladronada)
skrävlande; braverande; skrytande-
skrävlande zelfstandig naamwoord
-
braverande zelfstandig naamwoord
-
skrytande zelfstandig naamwoord
-
-
la audacia (temeridad; hazaña; osadía; ímpetu; atrevimiento; arrojo; imprudencia; frivolidad)
-
la audacia (hazaña; osadía; temeridad; pieza de bravura)