Acentos in het Zweeds vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Zweeds: Meer gegevens...

acentos:
- brytningar; accenter
acento:
- betoning; eftertryck; emfas; accenttecken; tryck; tonvikt; dialekt
Wiktionary:
- acento → accent, betoning, brytning

Spaans

Uitgebreide vertaling voor acentos (Spaans) in het Zweeds

el acentos
brytningar; accenter
- brytningar zelfstandig naamwoord
- accenter zelfstandig naamwoord

el acento
betoning; eftertryck; emfas
- betoning [-en] zelfstandig naamwoord
- eftertryck [-ett] zelfstandig naamwoord
- emfas [-en] zelfstandig naamwoord
el acento
accenttecken
- accenttecken [-ett] zelfstandig naamwoord
el acento (acentuación; punto de interés)
tryck; betoning; tonvikt
- tryck [-ett] zelfstandig naamwoord
- betoning [-en] zelfstandig naamwoord
- tonvikt [-en] zelfstandig naamwoord
el acento (algarabía; argot; lenguaje; jerga)
dialekt
- dialekt [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accenttecken	acento
betoning	acento; acentuación; punto de interés
dialekt	acento; algarabía; argot; jerga; lenguaje	dialecto
eftertryck	acento	estrechez; grandeza; impresionabilidad
emfas	acento
tonvikt	acento; acentuación; punto de interés
tryck	acento; acentuación; punto de interés	artículo impreso; compresión; copia; estampa; huella; ilustración; imprenta; impreso; impresos; imprimir; peso; presión; print-out; tirar
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tryck		estampado; imprimado

Cross Translation:

From	To	Via
• acento	→ accent; betoning	↔ accent — stronger articulation
• acento	→ accent	↔ accent — orthography: mark to indicate accent
• acento	→ brytning; accent	↔ accent — modulation of the voice
• acento	→ accent	↔ Akzent — Musik: Zeichen in der Notation, das angibt, welche Musiknoten betont werden sollen
• acento	→ accent	↔ Akzent — Linguistik: Zeichen, das Betonungen ([2]) kennzeichnet
• acento	→ accent	↔ Akzent — Linguistik: Betonung eines Satzes, Wortes, einer Silbe oder eines Lauts
• acento	→ accent; brytning	↔ Akzent — typische Eigenschaft der Aussprache oder des Tonfalls einer Sprache (meist die eines Fremdsprachigen, der die Muttersprache des Zuhörers spricht)