Rigidez: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

rigidez:
- bokkigheid; kleingeestigheid; bekrompenheid; kleinzieligheid; geborneerdheid; onverzettelijkheid; onbuigzaamheid; strengheid; onverbiddelijkheid; gestrengheid; onbuigbaarheid; stijfte
Wiktionary:
- rigidez → rigiditeit
- rigidez → rigide, stug, stijf

Spaans

Uitgebreide vertaling voor rigidez (Spaans) in het Nederlands

la rigidez (tenacidad; intransigencia; tirantez; inflexibilidad)
de bokkigheid
- bokkigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rigidez (mezquindad; nimio; estrechez de miras)
de kleingeestigheid; de bekrompenheid; de kleinzieligheid; de geborneerdheid
- kleingeestigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekrompenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kleinzieligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geborneerdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rigidez (tozudez; firmeza; intransigencia; inflexibilidad)
de onverzettelijkheid; de onbuigzaamheid
- onverzettelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onbuigzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rigidez (dureza; crudeza; severidad; rigurosidad; punibilidad)
de strengheid; de onverbiddelijkheid; de gestrengheid
- strengheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onverbiddelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gestrengheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la rigidez
onbuigbaarheid
- onbuigbaarheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la rigidez (dureza; tenacidad; torpeza; intransigencia; tirantez; entumecimiento; inflexibilidad; punibilidad)
stijfte
- stijfte [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekrompenheid	estrechez de miras; mezquindad; nimio; rigidez
bokkigheid	inflexibilidad; intransigencia; rigidez; tenacidad; tirantez
geborneerdheid	estrechez de miras; mezquindad; nimio; rigidez
gestrengheid	crudeza; dureza; punibilidad; rigidez; rigurosidad; severidad
kleingeestigheid	estrechez de miras; mezquindad; nimio; rigidez
kleinzieligheid	estrechez de miras; mezquindad; nimio; rigidez
onbuigbaarheid	rigidez
onbuigzaamheid	firmeza; inflexibilidad; intransigencia; rigidez; tozudez
onverbiddelijkheid	crudeza; dureza; punibilidad; rigidez; rigurosidad; severidad
onverzettelijkheid	firmeza; inflexibilidad; intransigencia; rigidez; tozudez
stijfte	dureza; entumecimiento; inflexibilidad; intransigencia; punibilidad; rigidez; tenacidad; tirantez; torpeza
strengheid	crudeza; dureza; punibilidad; rigidez; rigurosidad; severidad

rigidez

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• rigidez	→ rigide; stug; stijf	↔ stiff — of an object, rigid, hard to bend, inflexible