Spaans

Uitgebreide vertaling voor largo (Spaans) in het Nederlands

largo:

largo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el largo (longitud)
    longitude; de lengte
    • longitude [znw.] zelfstandig naamwoord
    • lengte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor largo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lengte largo; longitud duración; larga duración; prolongación
longitude largo; longitud
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lang alto; largo; largo de brazos
langdurig de larga duración; largo; prolongado
uitgewerkt a lo ancho; amplio; ancho; circunstanciado; con todo detalle; demasiado extenso; demasiado vasto; detalladamente; detallado; dilatado; elaborado; en detalle; en todo detalle; espacioso; extensivo; extenso; extinto; holgado; intrincado; largo; minucioso; nimio; prolijo; prolongado; que ha dejado de surtir efecto; vasto; verboso
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in details a lo ancho; amplio; ancho; circunstanciado; con todo detalle; demasiado extenso; demasiado vasto; detalladamente; detallado; dilatado; elaborado; en detalle; en todo detalle; espacioso; extensivo; extenso; extinto; holgado; intrincado; largo; minucioso; nimio; prolijo; prolongado; que ha dejado de surtir efecto; vasto; verboso
langaanhoudend de larga duración; largo; prolongado

Verwante woorden van "largo":

  • larga, largas

Synoniemen voor "largo":


Wiktionary: largo

largo
adjective
  1. tijd en ruimte nemend om alle kanten uitgebreid te bezien
  2. van grote duur
  3. van grote lengte
  4. een lange tijd durend
  5. breedvoerig, uitvoerig, wijdlopig en daardoor volledig
  6. op uitgebreide wijze

Cross Translation:
FromToVia
largo lengte length — measurement of distance
largo lang long — having much distance from one point to another
largo lang long — having great duration
largo lang lang — große Ausmaße, große räumliche Ausmaße habend; über große Ausmaße, große Ausdehnung verfügend
largo lang long — Qualifie des objets considérer dans leur dimension d’une extrémité à l’autre, par opposition à court.

largarse:

largarse werkwoord

  1. largarse (irse; partir; salir; marcharse)
    gaan; vertrekken; weggaan; heengaan; opstappen; opbreken
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan werkwoord (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • opstappen werkwoord (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • opbreken werkwoord (breek op, breekt op, brak op, braken op, opgebroken)
  2. largarse
    opflikkeren; oprotten
    • opflikkeren werkwoord (flikker op, flikkert op, flikkerde op, flikkerden op, opgeflikkerd)
    • oprotten werkwoord
  3. largarse
    opkrassen
    • opkrassen werkwoord (kras op, krast op, kraste op, krasten op, opgekrast)
  4. largarse (irse a la mierda)
    opdonderen; opkrassen; inrukken; oplazeren; ophoepelen
    • opdonderen werkwoord (donder op, dondert op, donderde op, donderden op, opgedonderd)
    • opkrassen werkwoord (kras op, krast op, kraste op, krasten op, opgekrast)
    • inrukken werkwoord (ruk in, rukt in, rukte in, rukten in, ingerukt)
    • oplazeren werkwoord (lazer op, lazert op, lazerde op, lazerden op, opgelazerd)
    • ophoepelen werkwoord (hoepel op, hoepelt op, hoepelde op, hoepelden op, opgehoepeld)
  5. largarse (marcharse; salir; irse; )
    ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren
  6. largarse (irse de viaje; salir; irse; )
    verlaten; afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • verdwijnen werkwoord (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  7. largarse (descender; bajar; levantarse; )
    er vandoor gaan; er tussenuit knijpen
    • er vandoor gaan werkwoord (ga er vandoor, gaat er vandoor, ging er vandoor, gingen er vandoor, er vandoor gegaan)
    • er tussenuit knijpen werkwoord (knijp er tussenuit, knijpt er tussenuit, kneep er tussenuit, knepen er tussenuit, tussenuit geknepen)
  8. largarse (tomar las de Villadiego; marcharse)
  9. largarse (desertar; salir; pasarse; )
  10. largarse (borrarse; pirarse)
    wegscheren
    • wegscheren werkwoord (scheer weg, scheert weg, schoor weg, schoren weg, weggeschoren)
  11. largarse (pirarse)

Conjugations for largarse:

presente
  1. me largo
  2. te largas
  3. se larga
  4. nos largamos
  5. os largáis
  6. se largan
imperfecto
  1. me largaba
  2. te largabas
  3. se largaba
  4. nos largábamos
  5. os largabais
  6. se largaban
indefinido
  1. me largué
  2. te largaste
  3. se largó
  4. nos largamos
  5. os largasteis
  6. se largaron
fut. de ind.
  1. me largaré
  2. te largarás
  3. se largará
  4. nos largaremos
  5. os largaréis
  6. se largarán
condic.
  1. me largaría
  2. te largarías
  3. se largaría
  4. nos largaríamos
  5. os largaríais
  6. se largarían
pres. de subj.
  1. que me largue
  2. que te largues
  3. que se largue
  4. que nos larguemos
  5. que os larguéis
  6. que se larguen
imp. de subj.
  1. que me largara
  2. que te largaras
  3. que se largara
  4. que nos largáramos
  5. que os largarais
  6. que se largaran
miscelánea
  1. ¡lárgate!
  2. ¡largaos!
  3. ¡no te largues!
  4. ¡no os larguéis!
  5. largado
  6. largándose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

largarse [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el largarse (pirarse)
    inrukken; ophoepelen

Vertaal Matrix voor largarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heengaan fallecimiento; marcha; salidas; salir
inrukken largarse; pirarse
opbreken arrepentirse; marcharse
ophoepelen largarse; pirarse
verdwijnen desaparición
verlaten desaparición
vertrekken cuarto; cuartos; fallecimiento; marcha; salidas; salir
weggaan salir
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreizen abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar irse; irse de viaje; marcharse; salir
de plaat poetsen coger las de Villadiego; despedirse a la francesa; escaparse; evadirse; fugarse; huirse; irse; irse pitando; largarse; marcharse; salir; tomar las de Villadiego
er tussenuit knijpen apearse; bajar; coger las de Villadiego; descender; desembarcarse; eludir; escabullirse; escapar; esfumarse; esquivar; largarse; levantarse; marcharse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego
er vandoor gaan apearse; bajar; coger las de Villadiego; descender; desembarcarse; eludir; escabullirse; escapar; esfumarse; esquivar; largarse; levantarse; marcharse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego
ervandoor gaan coger las de Villadiego; despedirse a la francesa; escaparse; evadirse; fugarse; huirse; irse; irse pitando; largarse; marcharse; salir; tomar las de Villadiego
gaan irse; largarse; marcharse; partir; salir andar; correr; dirigirse; ir; mover; mover adelante
heengaan abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar abandonar; adormecerse; adormilarse; caer; cesar; dejar; desaparecer; dormirse; dormitarse; fallecer; irse; marcharse; morir; morirse; perecer; retirarse; salir
hem smeren coger las de Villadiego; despedirse a la francesa; escaparse; evadirse; fugarse; huirse; irse; irse pitando; largarse; marcharse; salir; tomar las de Villadiego
inrukken irse a la mierda; largarse
met de noorderzon vertrekken largarse; marcharse; tomar las de Villadiego
naar de vijand overlopen desertar; destacarse; eludir; hundirse; largarse; pasar desapercibido; pasarse; salir
opbreken irse; largarse; marcharse; partir; salir tener ardores de estómago
opdonderen irse a la mierda; largarse
opflikkeren largarse
ophoepelen irse a la mierda; largarse
opkrassen irse a la mierda; largarse
oplazeren irse a la mierda; largarse
oprotten largarse
opstappen irse; largarse; marcharse; partir; salir irse; irse de viaje; marcharse; salir
verdwijnen abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar desaparecer; disiparse
verlaten abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar abandonar; cesar; dejar; dejar plantado a alguien; irse; marcharse; retirarse; salir
vertrekken irse; largarse; marcharse; partir; salir abandonar; cesar; dejar; irse; irse de viaje; marcharse; retirarse; salir
weggaan irse; largarse; marcharse; partir; salir irse; irse de viaje; marcharse; salir
wegreizen abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar irse; irse de viaje; marcharse; salir
wegscheren borrarse; largarse; pirarse
wegtrekken abandonar; agotar; alejarse de; correrse; irse; irse de viaje; largarse; marcharse; partir; salir; zarpar irse; irse de viaje; marcharse; salir
zich uit de voeten maken coger las de Villadiego; despedirse a la francesa; escaparse; evadirse; fugarse; huirse; irse; irse pitando; largarse; marcharse; salir; tomar las de Villadiego
zich wegscheren largarse; pirarse
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten abandonado; aislado; aparte; dejado; desierto; desolado; disipado; en si mismo; independiente; separado; solamente; solitario; sólo

Synoniemen voor "largarse":


Wiktionary: largarse


Cross Translation:
FromToVia
largarse vluchten; wegstuiven; het op een lopen zetten skedaddle — move or run away quickly

Verwante vertalingen van largo