Individuo: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

individuo:
- persoon; wezen; individu; sterveling; mens; eenling; enkeling; individualist
Wiktionary:
- individuo → mens
- individuo → individu, enkeling, kerel, knul, persoon, snuiter, sujet, vent

Spaans

Uitgebreide vertaling voor individuo (Spaans) in het Nederlands

el individuo (persona; género humano; hombre; ser humano)
de persoon; het wezen; het individu; de sterveling; de mens
- persoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wezen [het ~] zelfstandig naamwoord
- individu [het ~] zelfstandig naamwoord
- sterveling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- mens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el individuo (tipo; persona; personaje)
het individu; de eenling; de enkeling
- individu [het ~] zelfstandig naamwoord
- eenling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- enkeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el individuo
de individualist
- individualist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eenling	individuo; persona; personaje; tipo
enkeling	individuo; persona; personaje; tipo
individu	género humano; hombre; individuo; persona; personaje; ser humano; tipo	figura; género humano; hombre; individual; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo; tío
individualist	individuo
mens	género humano; hombre; individuo; persona; ser humano	figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo
persoon	género humano; hombre; individuo; persona; ser humano	figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo
sterveling	género humano; hombre; individuo; persona; ser humano
wezen	género humano; hombre; individuo; persona; ser humano	figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo

individuo

noun

de Homo sapiens, het zoogdier waar wij toe gerekend worden
- mens → hombre; humano; individuo; persona

Cross Translation:

From	To	Via
• individuo	→ individu; enkeling	↔ individual — person considered alone
• individuo	→ kerel; knul; persoon; snuiter; sujet; vent; enkeling; individu	↔ individu — didact\|fr entité autonome qui ne peut être ni partager ni diviser sans perdre les caractéristiques qui lui sont propres.