Spaans

Uitgebreide vertaling voor describir (Spaans) in het Nederlands

describir:

describir werkwoord

  1. describir (definir; hacer un boceto; detallar; explicar; escribir en)
    beschrijven; omschrijven; schetsen; afschilderen
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • omschrijven werkwoord (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
    • schetsen werkwoord (schets, schetst, schetste, schetsten, geschetst)
    • afschilderen werkwoord (schilder af, schildert af, schilderde af, schilderden af, afgeschilderd)
  2. describir (reflejar; expresar; interpretar; reproducir; hacerse eco de)
    beschrijven; weergeven
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • weergeven werkwoord (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)
  3. describir (caracterizar; distinguir; tipificar)
    karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
  4. describir (caracterizar)
    karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
  5. describir (definir; especificar; detallar)
    definiëren; bepalen; omschrijven
    • definiëren werkwoord (definieer, definieert, definieerde, definieerden, gedefinieerd)
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • omschrijven werkwoord (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
  6. describir (pintar)
    afschilderen; doen lijken
    • afschilderen werkwoord (schilder af, schildert af, schilderde af, schilderden af, afgeschilderd)
    • doen lijken werkwoord

Conjugations for describir:

presente
  1. describo
  2. describes
  3. describe
  4. describimos
  5. describís
  6. describen
imperfecto
  1. describía
  2. describías
  3. describía
  4. describíamos
  5. describíais
  6. describían
indefinido
  1. describí
  2. describiste
  3. describió
  4. describimos
  5. describisteis
  6. describieron
fut. de ind.
  1. describiré
  2. describirás
  3. describirá
  4. describiremos
  5. describiréis
  6. describirán
condic.
  1. describiría
  2. describirías
  3. describiría
  4. describiríamos
  5. describiríais
  6. describirían
pres. de subj.
  1. que describa
  2. que describas
  3. que describa
  4. que describamos
  5. que describáis
  6. que describan
imp. de subj.
  1. que describiera
  2. que describieras
  3. que describiera
  4. que describiéramos
  5. que describierais
  6. que describieran
miscelánea
  1. ¡describe!
  2. ¡describid!
  3. ¡no describas!
  4. ¡no describáis!
  5. descrito
  6. describiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor describir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschilderen pintar; representar; retratar
bepalen declaración; determinación; imposición
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschilderen definir; describir; detallar; escribir en; explicar; hacer un boceto; pintar
bepalen definir; describir; detallar; especificar calcular; comprobar; constatar; definir; determinar; establecer; estimar; estipular; fijar; identificar; tasar; valorar
beschrijven definir; describir; detallar; escribir en; explicar; expresar; hacer un boceto; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir contar; exponer; narrar
definiëren definir; describir; detallar; especificar
doen lijken describir; pintar
karakteriseren caracterizar; describir; distinguir; tipificar
kenmerken caracterizar; describir; distinguir; tipificar
kenschetsen caracterizar; describir; distinguir; tipificar
omschrijven definir; describir; detallar; escribir en; especificar; explicar; hacer un boceto
schetsen definir; describir; detallar; escribir en; explicar; hacer un boceto
tekenen caracterizar; describir; distinguir; tipificar dibujar; firmar; pintar; retratar
typeren caracterizar; describir; distinguir; tipificar
weergeven describir; expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir presentar; representar; ver; visualizar

Synoniemen voor "describir":


Wiktionary: describir

describir
verb
  1. in woorden uitdrukken

Cross Translation:
FromToVia
describir beschrijven; omschrijven describe — to represent in words
describir typeren beschreiben — einen Sachverhalt in Worten wiedergeben
describir afschilderen; schilderen; uitbeelden; uitschilderen zeichnen(transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen
describir beschrijven décrirereprésenter, dépeindre dans son ensemble une personne, une chose, soit par écrit, soit de vive voix.
describir vertegenwoordigen; staan voor; beschrijven; spelen; uitvoeren; voorspelen; betuigen; opperen; uitdrukken; uiten; uitspreken; verwoorden; zetten représenterprésenter de nouveau.