Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: convivir

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: convivir

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

convivir:
- Wiktionary:
  convivir → samenwonen
- Gebruikers suggesties voor convivir:
  samenleven, samenwonen
- Synoniemen voor "convivir":
  yacer; cohabitar; ayuntarse; liarse; juntarse; amancebarse; fronicar
  alternar; tratarse; frecuentar; relacionarse; codearse; fraternizar

Spaans

Uitgebreide vertaling voor convivir (Spaans) in het Nederlands

convivir: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

con: met; mede; mee; bij de
vivir: wonen; verblijven; logeren; resideren; zijn; bestaan; leven; existeren; doormaken

convivir:

Synoniemen voor "convivir":

yacer; cohabitar; ayuntarse; liarse; juntarse; amancebarse; fronicar
alternar; tratarse; frecuentar; relacionarse; codearse; fraternizar

Wiktionary: convivir

convivir

verb

met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent
- samenwonen → abarraganarse; convivir