Boca: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

boca:
- mond; bek; smoel; muil; waffel; smoelwerk; grote mond hebben; brutaal zijn; tater; monding
Wiktionary:
- boca → mond
- boca → bek, mond, muil, snuit, monding, riviermond, riviermonding, uitmonding, snater, afgrond, opening

Spaans

Uitgebreide vertaling voor boca (Spaans) in het Nederlands

la boca (pico; bocaza)
de mond
- mond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la boca (bocaza; mandíbulas; pico)
de bek; de smoel; de muil; de waffel; het smoelwerk
- bek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- smoel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- muil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- waffel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- smoelwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
la boca (bocaza; pico)
grote mond hebben; brutaal zijn
- grote mond hebben [znw.] zelfstandig naamwoord
- brutaal zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
la boca (bocaza; pico)
de tater
- tater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la boca
de monding
- monding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bek	boca; bocaza; mandíbulas; pico
brutaal zijn	boca; bocaza; pico
grote mond hebben	boca; bocaza; pico
mond	boca; bocaza; pico
monding	boca
muil	boca; bocaza; mandíbulas; pico	babucha; chinela; pantufla; zapatilla
smoel	boca; bocaza; mandíbulas; pico	cara fea; jeta
smoelwerk	boca; bocaza; mandíbulas; pico	cara fea; jeta
tater	boca; bocaza; pico
waffel	boca; bocaza; mandíbulas; pico

boca

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• boca	→ bek; mond; muil	↔ mouth — the opening of an animal through which food is ingested
• boca	→ muil; snuit	↔ Maul — Körperöffnung bei Tieren, durch die Nahrung aufgenommen wird
• boca	→ mond	↔ Mund — Anatomie: Öffnung im unteren Teil des menschlichen Gesichtes (beim Tier: Maul, Schnabel), hauptsächlich zur Nahrungsaufnahme und zur Lautbildung benutzt
• boca	→ mond	↔ bouche — Ouverture pour se nourrir.
• boca	→ mond	↔ bouche — Organe de la voix.
• boca	→ mond	↔ bouche — Personne à nourrir.
• boca	→ monding; riviermond; riviermonding	↔ bouche — Élargissement d’un cours d’eau.
• boca	→ mond; monding; uitmonding; bek; snater	↔ embouchure — géographie\|fr lieu où se jeter un fleuve dans la mer ou par lequel une rivière se jette dans un fleuve ou dans une autre rivière.
• boca	→ afgrond; bek; opening; muil	↔ gueule — bouche chez les animaux carnassiers, chez certains poissons et certains gros reptiles.