Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: antipatía

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: antipatía

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

antipatía:
- antipathie; aversie; afkeer; tegenzin; hekel; weerzin
Wiktionary:
- antipatía → antipathie
- antipatía → afkeer, antipathie, hekel

Spaans

Uitgebreide vertaling voor antipatía (Spaans) in het Nederlands

antipatía:

antipatía [la ~] zelfstandig naamwoord

la antipatía (animadversión; aversión; disgusto; asco; repugnancia; repulsión)
de antipathie; de aversie; de afkeer; de tegenzin; de hekel; de weerzin
- antipathie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aversie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tegenzin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hekel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- weerzin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor antipatía:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afkeer	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión	odio
antipathie	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
aversie	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
hekel	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
tegenzin	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión
weerzin	animadversión; antipatía; asco; aversión; disgusto; repugnancia; repulsión	abominación; aversión; hastío; horror; náuseas; repugnancia

Verwante woorden van "antipatía":

antipatías

Synoniemen voor "antipatía":

acidez; acritud; acrimonia; agrura; mordacidad; dureza; agresividad; aspereza; brusquedad; adustez; desabrimiento; descortesía; desprecio; destemplanza; rudeza; violencia; grosería
malquerencia; tirria; enemistad; ojeriza; odio; manía

Wiktionary: antipatía

antipatía

noun

negatieve gevoelens die men tegen iemand koestert
- antipathie → antipatía

Cross Translation:

From	To	Via
• antipatía	→ afkeer; antipathie	↔ antipathy — contrariety or opposition in feeling
• antipatía	→ afkeer; antipathie; hekel	↔ antipathie — Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose