Abonado: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abonado:
- bekend; vertrouwd; voldaan; tevreden; bevredigd; vergenoegd; verzadigd; genoeg
- abonnee; intekenaar
abonar:
- bemesten; gieren; hard lachen; het land gieren
Wiktionary:
- abonado → abonnee
- abonado → deelnemer
- abonar → bemesten, crediteren
- abonar → bemesten, mulchen, verbeteren, veredelen, gieren, mesten, invetten, vetmesten

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abonado (Spaans) in het Nederlands

abonado:

abonado bijvoeglijk naamwoord

abonado (conocido; familiar; confianzudo)
bekend; vertrouwd
- bekend bijvoeglijk naamwoord
- vertrouwd bijvoeglijk naamwoord
abonado (satisfecho; entusiasta; vivo; complacido; alegre; contento; pagado; arrobado)
voldaan; tevreden; bevredigd; vergenoegd; verzadigd; genoeg
- voldaan bijvoeglijk naamwoord
- tevreden bijvoeglijk naamwoord
- bevredigd bijvoeglijk naamwoord
- vergenoegd bijvoeglijk naamwoord
- verzadigd bijvoeglijk naamwoord
- genoeg bijvoeglijk naamwoord

abonado [el ~] zelfstandig naamwoord

el abonado (suscriptor; abonada)
de abonnee
- abonnee [de ~] zelfstandig naamwoord
el abonado (suscriptor; abonada)
de intekenaar
- intekenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abonado:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
abonnee	abonada; abonado; suscriptor	suscriptor
intekenaar	abonada; abonado; suscriptor
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekend	abonado; confianzudo; conocido; familiar
tevreden	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo	afortunado; contento; dichoso; feliz
vergenoegd	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo	afortunado; contento; dichoso; feliz
vertrouwd	abonado; confianzudo; conocido; familiar
voldaan	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo	afortunado; contento; dichoso; feliz
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bevredigd	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo
genoeg	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo	bastante; satisfactorio; suficiente
verzadigd	abonado; alegre; arrobado; complacido; contento; entusiasta; pagado; satisfecho; vivo	harto; hinchado; lleno; pleno; saciado

Synoniemen voor "abonado":

apuntado; anotado; escrito; registrado; inscrito

Wiktionary: abonado

abonado

noun

iemand die op iets geabonneerd is
- abonnee → suscriptor; suscriptora; abonado; abonada

Cross Translation:

From	To	Via
• abonado	→ deelnemer	↔ Teilnehmer — Person oder Gruppe, die an einem Ereignis oder einer Veranstaltung beteiligt ist

abonado vorm van abonar:

abonar werkwoord

abonar (estercolar; fertilizar)
bemesten
- bemesten werkwoord (bemest, bemestte, bemestten, bemest)
abonar (estercolar; fertilizar)
gieren; hard lachen
- gieren werkwoord (gier, giert, gierde, gierden, gegierd)
- hard lachen werkwoord
abonar
het land gieren; gieren
- het land gieren werkwoord
- gieren werkwoord (gier, giert, gierde, gierden, gegierd)

Conjugations for abonar:

presente

abono
abonas
abona
abonamos
abonáis
abonan

imperfecto

abonaba
abonabas
abonaba
abonábamos
abonabais
abonaban

indefinido

aboné
abonaste
abonó
abonamos
abonasteis
abonaron

fut. de ind.

abonaré
abonarás
abonará
abonaremos
abonaréis
abonarán

condic.

abonaría
abonarías
abonaría
abonaríamos
abonaríais
abonarían

pres. de subj.

que abone
que abones
que abone
que abonemos
que abonéis
que abonen

imp. de subj.

que abonara
que abonaras
que abonara
que abonáramos
que abonarais
que abonaran

miscelánea

¡abona!
¡abonad!
¡no abones!
¡no abonéis!
abonado
abonando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor abonar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bemesten	abonar; estercolar; fertilizar
gieren	abonar; estercolar; fertilizar
hard lachen	abonar; estercolar; fertilizar
het land gieren	abonar

Synoniemen voor "abonar":

favorecer; beneficiar; donar; auxiliar; hacer el bien; apoyar; ayudar; subvencionar; bonificar; dispensar; conceder; cuidar; otorgar; agraciar; rebajar; descontar; deducir; reducir; compensar
pagar; satisfacer; retribuir; remunerar; fertilizar; enriquecer; acreditar; avalar; respaldar; sufragar

Wiktionary: abonar

abonar

verb

het toevoegen van meststoffen aan de aarde
- bemesten → abonar; estercolar; fertilizar; fecundizar
als tegoed boeken
- crediteren → acreditar; abonar