Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor zozobrar (Spaans) in het Nederlands

zozobrar:

zozobrar werkwoord

  1. zozobrar (irse a pique)
    vervallen; wegglijden; inzinken; aftakelen; afzakken; afglijden; wegzinken
    • vervallen werkwoord (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
    • wegglijden werkwoord (glijd weg, glijdt weg, gleed weg, gleden weg, weggegleden)
    • inzinken werkwoord (zink in, zinkt in, zonk in, zonken in, ingezonken)
    • aftakelen werkwoord (takel af, takelt af, takelde af, takelden af, afgetakeld)
    • afzakken werkwoord (zak af, zakt af, zakte af, zakten af, afgezakt)
    • afglijden werkwoord (glijd af, glijdt af, gleed af, gleden af, afgegleden)
    • wegzinken werkwoord (zink weg, zinkt weg, zonk weg, zonken weg, weggezonken)
  2. zozobrar (volcar)
    kapseizen
    • kapseizen werkwoord (kapseis, kapseist, kapseisde, kapseisden, gekapseisd)
  3. zozobrar (volcar)
    kantelen; omkantelen; over een kant vallen

Conjugations for zozobrar:

presente
  1. zozobro
  2. zozobras
  3. zozobra
  4. zozobramos
  5. zozobráis
  6. zozobran
imperfecto
  1. zozobraba
  2. zozobrabas
  3. zozobraba
  4. zozobrábamos
  5. zozobrabais
  6. zozobraban
indefinido
  1. zozobré
  2. zozobraste
  3. zozobró
  4. zozobramos
  5. zozobrasteis
  6. zozobraron
fut. de ind.
  1. zozobraré
  2. zozobrarás
  3. zozobrará
  4. zozobraremos
  5. zozobraréis
  6. zozobrarán
condic.
  1. zozobraría
  2. zozobrarías
  3. zozobraría
  4. zozobraríamos
  5. zozobraríais
  6. zozobrarían
pres. de subj.
  1. que zozobre
  2. que zozobres
  3. que zozobre
  4. que zozobremos
  5. que zozobréis
  6. que zozobren
imp. de subj.
  1. que zozobrara
  2. que zozobraras
  3. que zozobrara
  4. que zozobráramos
  5. que zozobrarais
  6. que zozobraran
miscelánea
  1. ¡zozobra!
  2. ¡zozobrad!
  3. ¡no zozobres!
  4. ¡no zozobréis!
  5. zozobrado
  6. zozobrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor zozobrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inzinken hundimiento
kapseizen volcar; zozobrar
vervallen caducar; vencer
wegglijden resbalón
wegzinken hundimiento
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afglijden irse a pique; zozobrar deslizarse
aftakelen irse a pique; zozobrar debilitar; debilitarse
afzakken irse a pique; zozobrar
inzinken irse a pique; zozobrar bajar los precios; desmoronarse; sufrir un ataque nervioso; sufrir un bache; venirse abajo
kantelen volcar; zozobrar dar vueltas; derribar; girar; tornar; tornarse; volcar; voltear
kapseizen volcar; zozobrar
omkantelen volcar; zozobrar
over een kant vallen volcar; zozobrar
vervallen irse a pique; zozobrar avanzar; caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; disminuir; expirar; fragmentarse; hundirse; inclinarse; pasar; quedar en ruina; reducirse; transcurrir
wegglijden irse a pique; zozobrar debilitar; debilitarse
wegzinken irse a pique; zozobrar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vervallen desgastado; expirado; gastado; pasado; transcurrido

Synoniemen voor "zozobrar":


Wiktionary: zozobrar

zozobrar
verb
  1. ondersteboven komen liggen

Cross Translation:
FromToVia
zozobrar kapseizen capsize — (intransitive) to overturn
zozobrar mislukken; falen fail — be unsuccessful
zozobrar kelderen; zinken founder — to sink
zozobrar omvallen; kapseizen keel over — of a vessel: to roll so far on its side that it cannot recover
zozobrar kapseizen kenternNautik: (von Wasserfahrzeugen) sich zur Seite neigen und auf der einen Seite oder kieloben liegen bleiben