Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal vocear

Vertaal vocear van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vocear:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor vocear (Spaans) in het Nederlands

vocear:

vocear werkwoord

  1. vocear (parpar; croar)
    kwaken; kwetteren; kwekken; snateren
    • kwaken werkwoord (kwaak, kwaakt, kwaakte, kwaakten, gekwaakt)
    • kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • kwekken werkwoord (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)
    • snateren werkwoord (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)
  2. vocear (rugir; chillar; gritar; )
    brullen; blèren
    • brullen werkwoord (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • blèren werkwoord (blèr, blèrt, blèrde, blèrden, geblèrd)
  3. vocear (gritar; ladrar; chillar; )
    brullen; uitroepen; uitschreeuwen; het uitgillen
    • brullen werkwoord (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • uitroepen werkwoord (roep uit, roept uit, riep uit, riepen uit, uitgeroepen)
    • uitschreeuwen werkwoord (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
    • het uitgillen werkwoord
  4. vocear (chillar; gritar; dar gritos; )
    schreeuwen; gillen; krijsen
    • schreeuwen werkwoord (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
    • gillen werkwoord (gil, gilt, gilde, gilden, gegild)
    • krijsen werkwoord (krijs, krijst, krijste, krijsten, gekrijst)

Conjugations for vocear:

presente
  1. voceo
  2. voceas
  3. vocea
  4. voceamos
  5. voceáis
  6. vocean
imperfecto
  1. voceaba
  2. voceabas
  3. voceaba
  4. voceábamos
  5. voceabais
  6. voceaban
indefinido
  1. voceé
  2. voceaste
  3. voceó
  4. voceamos
  5. voceasteis
  6. vocearon
fut. de ind.
  1. vocearé
  2. vocearás
  3. voceará
  4. vocearemos
  5. vocearéis
  6. vocearán
condic.
  1. vocearía
  2. vocearías
  3. vocearía
  4. vocearíamos
  5. vocearíais
  6. vocearían
pres. de subj.
  1. que vocee
  2. que vocees
  3. que vocee
  4. que voceemos
  5. que voceéis
  6. que voceen
imp. de subj.
  1. que voceara
  2. que vocearas
  3. que voceara
  4. que voceáramos
  5. que vocearais
  6. que vocearan
miscelánea
  1. ¡vocea!
  2. ¡vocead!
  3. ¡no vocees!
  4. ¡no voceéis!
  5. voceado
  6. voceando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor vocear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gillen alaridos; aullidos; chillidos; gritos
schreeuwen alaridos; aullidos; chillidos; gritos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blèren balar; bramar; chillar; dar alaridos; dar gritos; dar voces; gritar; pegar voces; rugir; vocear; vociferar berrear
brullen balar; bramar; chillar; dar alaridos; dar gritos; dar voces; gritar; gritar a voces; hacer estragos; ladrar; pegar voces; rugir; vocear; vociferar agredir de palabra; ajear; aullar; balar; berrear; blasfemar; bramar; chillar; chirriar; dar alaridos; dar gritos; dar guiñadas; dar voces; desentonar; despotricar; despotricar contra; encolerizarse; enfurecerse; gañir; gemir; gritar; gritar a voces; guiñar; imprecar; lanzar blasfemias; llorar; refunfuñar; rugir; soltar palabrotas; soltar un taco; tronar; ulilar; ulular; vociferar; zarpar
gillen aullar; berrear; chillar; dar gritos; dar voces; gritar; vocear; vociferar aullar; bramar; chillar; dar alaridos; gritar; llorar; rugir; ulilar; vociferar
het uitgillen chillar; dar gritos; dar voces; gritar; gritar a voces; hacer estragos; ladrar; pegar voces; vocear
krijsen aullar; berrear; chillar; dar gritos; dar voces; gritar; vocear; vociferar aullar; berrear; bramar; chillar; chirriar; dar alaridos; dar guiñadas; gañir; gemir; gritar; guiñar; llorar; rugir; ulular; vociferar
kwaken croar; parpar; vocear cascar; cotorrear
kwekken croar; parpar; vocear charlar; comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear
kwetteren croar; parpar; vocear cantar; cascar; comunicar; contar; conversar; cotorrear; delatar; difundir; garlar; gorjear; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear; piar; trinar
schreeuwen aullar; berrear; chillar; dar gritos; dar voces; gritar; vocear; vociferar agredir de palabra; ajear; balar; blasfemar; bramar; chillar; dar gritos; dar voces; desentonar; despotricar; despotricar contra; encolerizarse; enfurecerse; gritar; gritar a voces; imprecar; lanzar blasfemias; refunfuñar; soltar palabrotas; soltar un taco; tronar; vociferar; zarpar
snateren croar; parpar; vocear cascar; comunicar; contar; conversar; cotorrear; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear
uitroepen chillar; dar gritos; dar voces; gritar; gritar a voces; hacer estragos; ladrar; pegar voces; vocear chillar; exclamar; gritar
uitschreeuwen chillar; dar gritos; dar voces; gritar; gritar a voces; hacer estragos; ladrar; pegar voces; vocear chillar; gritar

Synoniemen voor "vocear":


Wiktionary: vocear

vocear
verb
  1. luidkeels schreeuwend een hoog geluid voortbrengen

Verwante vertalingen van vocear







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0299 seconde
Page rendered in 1.0 seconds