Viveza in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

viveza:
- drukte; vrolijkheid; levendigheid; opgewektheid; beweeglijkheid; geslepenheid; gewiekstheid; spitsvondigheid; slimheid; slimmigheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor viveza (Spaans) in het Nederlands

la viveza (agilidad)
de drukte; de vrolijkheid; de levendigheid; de opgewektheid
- drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vrolijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- levendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- opgewektheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la viveza (agilidad)
de beweeglijkheid; de levendigheid
- beweeglijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- levendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la viveza (listeza; agudez; habilidad; astucia; agudeza; sagacidad; vivacidad; acritud)
de geslepenheid; de gewiekstheid
- geslepenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewiekstheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la viveza (listeza; astucia; sagacidad)
de spitsvondigheid; de gewiekstheid; de slimheid; de slimmigheid
- spitsvondigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewiekstheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slimheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slimmigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la viveza (animación)
de levendigheid
- levendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beweeglijkheid	agilidad; viveza	inconstancia; vivacidad
drukte	agilidad; viveza	agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; disputa; follón; fárrago; garabato; gentío; hormiguero; insignificancia; jaleo; lío; mucho ruido por tan poca cosa; mucho trabajo; multitud; pamplinas; riña; trajín
geslepenheid	acritud; agudez; agudeza; astucia; habilidad; listeza; sagacidad; vivacidad; viveza	astucia; habilidad; listeza; malicia; sagacidad; zorrería
gewiekstheid	acritud; agudez; agudeza; astucia; habilidad; listeza; sagacidad; vivacidad; viveza	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería
levendigheid	agilidad; animación; viveza
opgewektheid	agilidad; viveza	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad
slimheid	astucia; listeza; sagacidad; viveza	agudeza; ardid; astucia; idea; intelecto; inteligencia; listeza; penetración; perspicacia
slimmigheid	astucia; listeza; sagacidad; viveza
spitsvondigheid	astucia; listeza; sagacidad; viveza	agudeza; perspicacia; sagacidad; sutileza
vrolijkheid	agilidad; viveza	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad