Spaans

Uitgebreide vertaling voor vagabundear (Spaans) in het Nederlands

vagabundear:

vagabundear werkwoord

  1. vagabundear (vagar; pasear; rodar; deambular; extraviarse)
    zwerven; omzwerven
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • omzwerven werkwoord (omzwerf, omzwerft, omzworf, omzworven, omgezworven)
  2. vagabundear (curiosear; mirar a su alrededor; fisgar; )
    rondkijken; rondneuzen; struinen; om zich heen kijken; rondscharrelen; rondsnuffelen
    • rondkijken werkwoord (kijk rond, kijkt rond, keek rond, keken rond, rondgekeken)
    • rondneuzen werkwoord (neus rond, neust rond, neusde rond, neusden rond, rondgeneusd)
    • struinen werkwoord (struin, struint, struinde, struinden, gestruind)
    • rondscharrelen werkwoord (scharrel rond, scharrelt rond, scharrelde rond, scharrelden rond, rondgescharreld)
    • rondsnuffelen werkwoord (snuffel rond, snuffelt rond, snuffelde rond, snuffelden rond, rondgesnuffeld)
  3. vagabundear (andar por ahí; pasear)
    rondlopen; rondwaren; rondzwalken
    • rondlopen werkwoord (loop rond, loopt rond, liep rond, liepen rond, rondgelopen)
    • rondwaren werkwoord (waar rond, waart rond, waarde rond, waarden rond, rondgewaard)
    • rondzwalken werkwoord (zwalk rond, zwalkt rond, zwalkte rond, zwalkten rond, rondgezwalkt)
  4. vagabundear (vagabundear sin rumbo; vagar; ir sin rumbo)
    zwalken
    • zwalken werkwoord (zwalk, zwalkt, zwalkte, zwalkten, gezwalkt)
  5. vagabundear (vagar; deambular; errar)
    rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn
    • rondzwerven werkwoord (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • aan de zwerf zijn werkwoord (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)

Conjugations for vagabundear:

presente
  1. vagabundeo
  2. vagabundeas
  3. vagabundea
  4. vagabundeamos
  5. vagabundeáis
  6. vagabundean
imperfecto
  1. vagabundeaba
  2. vagabundeabas
  3. vagabundeaba
  4. vagabundeábamos
  5. vagabundeabais
  6. vagabundeaban
indefinido
  1. vagabundeé
  2. vagabundeaste
  3. vagabundeó
  4. vagabundeamos
  5. vagabundeasteis
  6. vagabundearon
fut. de ind.
  1. vagabundearé
  2. vagabundearás
  3. vagabundeará
  4. vagabundearemos
  5. vagabundearéis
  6. vagabundearán
condic.
  1. vagabundearía
  2. vagabundearías
  3. vagabundearía
  4. vagabundearíamos
  5. vagabundearíais
  6. vagabundearían
pres. de subj.
  1. que vagabundee
  2. que vagabundees
  3. que vagabundee
  4. que vagabundeemos
  5. que vagabundeéis
  6. que vagabundeen
imp. de subj.
  1. que vagabundeara
  2. que vagabundearas
  3. que vagabundeara
  4. que vagabundeáramos
  5. que vagabundearais
  6. que vagabundearan
miscelánea
  1. ¡vagabundea!
  2. ¡vagabundead!
  3. ¡no vagabundees!
  4. ¡no vagabundeéis!
  5. vagabundeado
  6. vagabundeando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor vagabundear:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan de zwerf zijn deambular; errar; vagabundear; vagar
om zich heen kijken curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
omzwerven deambular; extraviarse; pasear; rodar; vagabundear; vagar
rondkijken curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondlopen andar por ahí; pasear; vagabundear andar por ahí; circular; dar una vuelta; deambular; pasear; vagar
rondneuzen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondscharrelen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondsnuffelen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondwaren andar por ahí; pasear; vagabundear
rondzwalken andar por ahí; pasear; vagabundear
rondzwerven deambular; errar; vagabundear; vagar deambular; errar; vagar
struinen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
zwalken ir sin rumbo; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
zwerven deambular; errar; extraviarse; pasear; rodar; vagabundear; vagar emigrar; errar; estar tirado; partir; salir; viajar; viajar por

Synoniemen voor "vagabundear":


Wiktionary: vagabundear

vagabundear
verb
  1. doelloos rondlopen
  2. doelloos of nomadisch heen en weer reizen

Cross Translation:
FromToVia
vagabundear dwalen stray — to wander from a direct course
vagabundear dolen; dwalen; ronddolen; ronddwalen; waren; zwerven errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
vagabundear dolen; dwalen; ronddolen; ronddwalen; waren; zwerven vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.

Verwante vertalingen van vagabundear