Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- truco:
-
Wiktionary:
- truco → truc
- truco → valstrik, struikelblok, truc, truuk
Spaans
Uitgebreide vertaling voor truco (Spaans) in het Nederlands
truco:
-
el truco (habilidad; saber)
-
el truco (agilidad; arte; artes; comodidad; manija; presteza; ciencia; aptitud; pericia)
-
el truco (maña; treta)
-
el truco (artimaña; trampa; treta)
-
el truco (trucaje; trampa; artimaña; ardid; treta; estratagema)
-
el truco (juego de manos)
-
el truco (trampa)
-
el truco (trampa; artimaña; treta)
Vertaal Matrix voor truco:
Verwante woorden van "truco":
Synoniemen voor "truco":
Computer vertaling door derden: