Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trono:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor trono (Spaans) in het Nederlands

trono:

trono [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el trono (poltrona; asiento; sillón; )
    de troon; de zetel; het gestoelte
    • troon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gestoelte [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trono:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gestoelte asiento; escaño; poltrona; sede; silla para el salón; sillón; trono asiento; asiento delantero; butaca; silla; sillón
troon asiento; escaño; poltrona; sede; silla para el salón; sillón; trono
zetel asiento; escaño; poltrona; sede; silla para el salón; sillón; trono asiento; asiento delantero; butaca; sede social; silla; sillón

Verwante woorden van "trono":

  • trona, tronas

Wiktionary: trono

trono
noun
  1. zetel waar een vorst op zit tijdens formele plechtigheden

Cross Translation:
FromToVia
trono troon throne — ornate seat

Verwante vertalingen van trono