Trenza in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

trenza:
- haarvlecht; vlecht; streng; haarstreng
trenzar:
- vlechten; invlechten; vlechten in
Wiktionary:
- trenza → vlecht
- trenza → vlecht, veter
- trenzar → vlechten
- trenzar → vlechten, weven

Spaans

Uitgebreide vertaling voor trenza (Spaans) in het Nederlands

trenza:

trenza [la ~] zelfstandig naamwoord

la trenza (coleta)
de haarvlecht; de vlecht
- haarvlecht [de ~] zelfstandig naamwoord
- vlecht [de ~] zelfstandig naamwoord
la trenza
de haarvlecht; de streng; de haarstreng
- haarvlecht [de ~] zelfstandig naamwoord
- streng [de ~] zelfstandig naamwoord
- haarstreng [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trenza:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
haarstreng	trenza
haarvlecht	coleta; trenza
streng	trenza
vlecht	coleta; trenza	moño
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
streng		de acuerdo con las reglas; estricto; inflexible; riguroso; rígido; severo; terminante

Synoniemen voor "trenza":

cabello; pelo; cabellera; mechones; guedeja; rizo; melena; pelambrera; madeja; flequillo; coleta; hebras; tupé; rodete; tirabuzón; peluca; peluquín; bisoñé; postizo

Wiktionary: trenza

trenza

noun

een gebonden pluk haar
- vlecht → trenza

Cross Translation:

From	To	Via
• trenza	→ vlecht	↔ braid — weave of three of more strands
• trenza	→ veter	↔ lace — cord for fastening a shoe or garment

trenzar:

trenzar werkwoord

trenzar (entrelazar)
vlechten
- vlechten werkwoord (vlecht, vlocht, vlochten, gevlochten)
trenzar (entretejer; entrelazar; tejer)
invlechten; vlechten in
- invlechten werkwoord (vlecht in, vlocht in, vlochten in, ingevlochten)
- vlechten in werkwoord

Conjugations for trenzar:

presente

trenzo
trenzas
trenza
trenzamos
trenzáis
trenzan

imperfecto

trenzaba
trenzabas
trenzaba
trenzábamos
trenzabais
trenzaban

indefinido

trencé
trenzaste
trenzó
trenzamos
trenzasteis
trenzaron

fut. de ind.

trenzaré
trenzarás
trenzará
trenzaremos
trenzaréis
trenzarán

condic.

trenzaría
trenzarías
trenzaría
trenzaríamos
trenzaríais
trenzarían

pres. de subj.

que trence
que trences
que trence
que trencemos
que trencéis
que trencen

imp. de subj.

que trenzara
que trenzaras
que trenzara
que trenzáramos
que trenzarais
que trenzaran

miscelánea

¡trenza!
¡trenzad!
¡no trences!
¡no trencéis!
trenzado
trenzando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor trenzar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vlechten		trenzas
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
invlechten	entrelazar; entretejer; tejer; trenzar
vlechten	entrelazar; trenzar	enredarse
vlechten in	entrelazar; entretejer; tejer; trenzar

Synoniemen voor "trenzar":

bailar; danzar; retozar; hurtar; robar; voltear; cabriolar; bailotear; zapatear; gambetear; moverse; valsar; saltar; brincar; pirueta; botar
entrecruzar; entrelazar; entretejer; tejer; tramar; trabar

Wiktionary: trenzar

trenzar

verb

in elkaar strengelen
- vlechten → trenzar; tejer