Spaans

Uitgebreide vertaling voor tratar (Spaans) in het Nederlands

tratar:

tratar werkwoord

  1. tratar (intentar)
    proberen; trachten; pogen
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • trachten werkwoord (tracht, trachtte, trachtten, getracht)
    • pogen werkwoord (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)
  2. tratar (intentar)
    proberen; betrachten
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • betrachten werkwoord (betracht, betrachtte, betrachtten, betracht)
  3. tratar (elaborar; labrar; atender a; asistir de)
    behandelen; verzorgen
    • behandelen werkwoord (behandel, behandelt, behandelde, behandelden, behandeld)
    • verzorgen werkwoord (verzorg, verzorgt, verzorgde, verzorgden, verzorgd)
  4. tratar
    bejegenen
    • bejegenen werkwoord (bejegen, bejegent, bejegende, bejegenden, bejegend)
  5. tratar
    behandelen; onder behandeling nemen
  6. tratar (coger; tomar; abordar; enfocar)
    aanpakken; aanvatten
    • aanpakken werkwoord (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
    • aanvatten werkwoord (vat aan, vatte aan, vatten aan, aangevat)
  7. tratar (despachar; tramitar)
    behandelen; iets afhandelen
  8. tratar (echar una zancadilla; abordar; emprender)
    tekkelen; onderuithalen
    • tekkelen werkwoord (tekkel, tekkelt, tekkelde, tekkelden, getekkeld)
    • onderuithalen werkwoord (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)

Conjugations for tratar:

presente
  1. trato
  2. tratas
  3. trata
  4. tratamos
  5. tratáis
  6. tratan
imperfecto
  1. trataba
  2. tratabas
  3. trataba
  4. tratábamos
  5. tratabais
  6. trataban
indefinido
  1. traté
  2. trataste
  3. trató
  4. tratamos
  5. tratasteis
  6. trataron
fut. de ind.
  1. trataré
  2. tratarás
  3. tratará
  4. trataremos
  5. trataréis
  6. tratarán
condic.
  1. trataría
  2. tratarías
  3. trataría
  4. trataríamos
  5. trataríais
  6. tratarían
pres. de subj.
  1. que trate
  2. que trates
  3. que trate
  4. que tratemos
  5. que tratéis
  6. que traten
imp. de subj.
  1. que tratara
  2. que trataras
  3. que tratara
  4. que tratáramos
  5. que tratarais
  6. que trataran
miscelánea
  1. ¡trata!
  2. ¡tratad!
  3. ¡no trates!
  4. ¡no tratéis!
  5. tratado
  6. tratando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

tratar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tratar
    proberen; trachten

Vertaal Matrix voor tratar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpakken agarrar; coger
aanvatten agarrar; coger
onderuithalen poner la zancadilla
pogen ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender
proberen tratar
trachten tratar ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpakken abordar; coger; enfocar; tomar; tratar abordar; agarrar; captar; coger; emprender; engastar; engañar; estafar; ser decidido; servirse; servirse a sí mismo; timar; trabar
aanvatten abordar; coger; enfocar; tomar; tratar
behandelen asistir de; atender a; despachar; elaborar; labrar; tramitar; tratar
bejegenen tratar
betrachten intentar; tratar
iets afhandelen despachar; tramitar; tratar
onder behandeling nemen tratar
onderuithalen abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar derribar; derribar de un golpe; doblar; tumbar; tumbar de un golpe
pogen intentar; tratar
proberen intentar; tratar examinar; intentar; poner a prueba; probar; probarse; probarse una prenda de vestir; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar
tekkelen abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar
trachten intentar; tratar
verzorgen asistir de; atender a; elaborar; labrar; tratar asistir; atender; atender a; cuidar; cuidar de; ocuparse; ocuparse de

Synoniemen voor "tratar":


Wiktionary: tratar

tratar
verb
  1. verwerken
  2. bespreken, spreken of schrijven over
  3. iemand op een bepaalde wijze behandelen
  4. iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken
  5. iets met succes trachten te beëindigen waarvan men niet weet of het gaat lukken

Cross Translation:
FromToVia
tratar proberen; pogen attempt — to try
tratar te maken hebben met deal — be concerned with
tratar onderhandelen treat — to negotiate
tratar behandelen; voorstellen treat — to discourse, to represent
tratar behandelen treat — to handle, deal with or behave towards in a specific way
tratar behandelen treat — to care for medicinally or surgically
tratar proberen; trachten; pogen try — to attempt
tratar proberen; uitproberen try — to make an experiment
tratar beproeven; passen; aanpassen; proberen; toetsen; uitproberen essayer — Traductions à trier suivant le sens
tratar behandelen; onderhandelen; bewerken traiter — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van tratar