Tratar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

tratar:
- proberen; trachten; pogen; betrachten; behandelen; verzorgen; bejegenen; onder behandeling nemen; aanpakken; aanvatten; iets afhandelen; tekkelen; onderuithalen
- proberen; trachten
Wiktionary:
- tratar → behandelen, bejegenen, pogen, proberen
- tratar → proberen, pogen, te maken hebben met, onderhandelen, behandelen, voorstellen, trachten, uitproberen, beproeven, passen, aanpassen, toetsen, bewerken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor tratar (Spaans) in het Nederlands

tratar:

tratar werkwoord

tratar (intentar)
proberen; trachten; pogen
- proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
- trachten werkwoord (tracht, trachtte, trachtten, getracht)
- pogen werkwoord (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)
tratar (intentar)
proberen; betrachten
- proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
- betrachten werkwoord (betracht, betrachtte, betrachtten, betracht)
tratar (elaborar; labrar; atender a; asistir de)
behandelen; verzorgen
- behandelen werkwoord (behandel, behandelt, behandelde, behandelden, behandeld)
- verzorgen werkwoord (verzorg, verzorgt, verzorgde, verzorgden, verzorgd)
tratar
bejegenen
- bejegenen werkwoord (bejegen, bejegent, bejegende, bejegenden, bejegend)
tratar
behandelen; onder behandeling nemen
- behandelen werkwoord (behandel, behandelt, behandelde, behandelden, behandeld)
- onder behandeling nemen werkwoord
tratar (coger; tomar; abordar; enfocar)
aanpakken; aanvatten
- aanpakken werkwoord (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
- aanvatten werkwoord (vat aan, vatte aan, vatten aan, aangevat)
tratar (despachar; tramitar)
behandelen; iets afhandelen
- behandelen werkwoord (behandel, behandelt, behandelde, behandelden, behandeld)
- iets afhandelen werkwoord
tratar (echar una zancadilla; abordar; emprender)
tekkelen; onderuithalen
- tekkelen werkwoord (tekkel, tekkelt, tekkelde, tekkelden, getekkeld)
- onderuithalen werkwoord (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)

Conjugations for tratar:

presente

trato
tratas
trata
tratamos
tratáis
tratan

imperfecto

trataba
tratabas
trataba
tratábamos
tratabais
trataban

indefinido

traté
trataste
trató
tratamos
tratasteis
trataron

fut. de ind.

trataré
tratarás
tratará
trataremos
trataréis
tratarán

condic.

trataría
tratarías
trataría
trataríamos
trataríais
tratarían

pres. de subj.

que trate
que trates
que trate
que tratemos
que tratéis
que traten

imp. de subj.

que tratara
que trataras
que tratara
que tratáramos
que tratarais
que trataran

miscelánea

¡trata!
¡tratad!
¡no trates!
¡no tratéis!
tratado
tratando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

tratar [el ~] zelfstandig naamwoord

el tratar
proberen; trachten
- proberen [znw.] zelfstandig naamwoord
- trachten [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tratar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanpakken		agarrar; coger
aanvatten		agarrar; coger
onderuithalen		poner la zancadilla
pogen		ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender
proberen	tratar
trachten	tratar	ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanpakken	abordar; coger; enfocar; tomar; tratar	abordar; agarrar; captar; coger; emprender; engastar; engañar; estafar; ser decidido; servirse; servirse a sí mismo; timar; trabar
aanvatten	abordar; coger; enfocar; tomar; tratar
behandelen	asistir de; atender a; despachar; elaborar; labrar; tramitar; tratar
bejegenen	tratar
betrachten	intentar; tratar
iets afhandelen	despachar; tramitar; tratar
onder behandeling nemen	tratar
onderuithalen	abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar	derribar; derribar de un golpe; doblar; tumbar; tumbar de un golpe
pogen	intentar; tratar
proberen	intentar; tratar	examinar; intentar; poner a prueba; probar; probarse; probarse una prenda de vestir; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar
tekkelen	abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar
trachten	intentar; tratar
verzorgen	asistir de; atender a; elaborar; labrar; tratar	asistir; atender; atender a; cuidar; cuidar de; ocuparse; ocuparse de

Synoniemen voor "tratar":

apalabrar; arreglar; concertar; convenir; pactar
enfocar; abordar; afrontar
lidiar; discutir; debatir; disputar; polemizar; controvertir; contender; litigar; deliberar; rivalizar; porfiar
operar; negociar; especular
versar; hablar; referirse; hacer referencia

Wiktionary: tratar

tratar

verb

verwerken
- behandelen → tratar
bespreken, spreken of schrijven over
- behandelen → tratar
iemand op een bepaalde wijze behandelen
- bejegenen → tratar
iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken
- pogen → tratar; ensayar; intentar; probar
iets met succes trachten te beëindigen waarvan men niet weet of het gaat lukken
- proberen → probar; tratar; intentar

Cross Translation:

From	To	Via
• tratar	→ proberen; pogen	↔ attempt — to try
• tratar	→ te maken hebben met	↔ deal — be concerned with
• tratar	→ onderhandelen	↔ treat — to negotiate
• tratar	→ behandelen; voorstellen	↔ treat — to discourse, to represent
• tratar	→ behandelen	↔ treat — to handle, deal with or behave towards in a specific way
• tratar	→ behandelen	↔ treat — to care for medicinally or surgically
• tratar	→ proberen; trachten; pogen	↔ try — to attempt
• tratar	→ proberen; uitproberen	↔ try — to make an experiment
• tratar	→ beproeven; passen; aanpassen; proberen; toetsen; uitproberen	↔ essayer — Traductions à trier suivant le sens
• tratar	→ behandelen; onderhandelen; bewerken	↔ traiter — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van tratar