Spaans
Uitgebreide vertaling voor trasladarse (Spaans) in het Nederlands
trasladarse:
-
trasladarse (desmontar; desplazar; expulsar; trasladar; mudarse; despachar; desarmar; desmantelar; extirpar; cambiar la fecha)
uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen-
uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
-
Conjugations for trasladarse:
presente
- me traslado
- te trasladas
- se traslada
- nos trasladamos
- os trasladáis
- se trasladan
imperfecto
- me trasladaba
- te trasladabas
- se trasladaba
- nos trasladábamos
- os trasladabais
- se trasladaban
indefinido
- me trasladé
- te trasladaste
- se trasladó
- nos trasladamos
- os trasladasteis
- se trasladaron
fut. de ind.
- me trasladaré
- te trasladarás
- se trasladará
- nos trasladaremos
- os trasladaréis
- se trasladarán
condic.
- me trasladaría
- te trasladarías
- se trasladaría
- nos trasladaríamos
- os trasladaríais
- se trasladarían
pres. de subj.
- que me traslade
- que te traslades
- que se traslade
- que nos traslademos
- que os trasladéis
- que se trasladen
imp. de subj.
- que me trasladara
- que te trasladaras
- que se trasladara
- que nos trasladáramos
- que os trasladarais
- que se trasladaran
miscelánea
- ¡trasládate!
- ¡trasladaos!
- ¡no te traslades!
- ¡no os trasladéis!
- trasladado
- trasladándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor trasladarse:
Synoniemen voor "trasladarse":
Computer vertaling door derden: