Spaans

Uitgebreide vertaling voor transfieren (Spaans) in het Nederlands

transferir:

transferir werkwoord

  1. transferir (pasar; remitir; transcribir; )
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • geld overmaken werkwoord
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken werkwoord (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden werkwoord (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  2. transferir
    anders boeken
    • anders boeken werkwoord (boek anders, boekt anders, boekte anders, boekten anders, anders geboekt)
  3. transferir
    overplaatsen; standplaats veranderen
  4. transferir
    overzenden
    • overzenden werkwoord (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  5. transferir
    overbrengen
    • overbrengen werkwoord (breng over, brengt over, bracht over, brachten over, overgebracht)
  6. transferir (delegar; traspasar; transmitir)
    overdragen; delegeren
    • overdragen werkwoord (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)
    • delegeren werkwoord (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)
  7. transferir (desplazar; trasladar; mover; )
    disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
    • disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
    • verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
  8. transferir (trasladar; trasvasar; transponer)
    overzetten; transponeren
    • overzetten werkwoord (zet over, zette over, zetten over, overgezet)
    • transponeren werkwoord (transponeer, transponeert, transponeerde, transponeerden, getransponeerd)
  9. transferir (llevar de un barril a otro; trasladar; trasvasar; transponer)
    overhevelen; overtappen
    • overhevelen werkwoord (hevel over, hevelt over, hevelde over, hevelden over, overgeheveld)
    • overtappen werkwoord (tap over, tapt over, tapte over, tapten over, overgetapt)
  10. transferir (remitir por giro postal; girar)
    gireren; per postgiro betalen

Conjugations for transferir:

presente
  1. me transfiero
  2. te transfieres
  3. se transfiere
  4. nos transferimos
  5. os transferís
  6. se transfieren
imperfecto
  1. me transfería
  2. te transferías
  3. se transfería
  4. nos transferíamos
  5. os transferíais
  6. se transferían
indefinido
  1. me transferí
  2. te transferiste
  3. se transfirió
  4. nos transferimos
  5. os transferisteis
  6. se transfirieron
fut. de ind.
  1. me transferiré
  2. te transferirás
  3. se transferirá
  4. nos transferiremos
  5. os transferiréis
  6. se transferirán
condic.
  1. me transferiría
  2. te transferirías
  3. se transferiría
  4. nos transferiríamos
  5. os transferiríais
  6. se transferirían
pres. de subj.
  1. que me transfiera
  2. que te transfieras
  3. que se transfiera
  4. que nos transfiramos
  5. que os transfiráis
  6. que se transfieran
imp. de subj.
  1. que me transfiriera
  2. que te transfirieras
  3. que se transfiriera
  4. que nos transfiriéramos
  5. que os transfirierais
  6. que se transfirieran
miscelánea
  1. ¡transfiérete!
  2. ¡transferíos!
  3. ¡no te transfieras!
  4. ¡no os transfiráis!
  5. transferido
  6. transfiriéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor transferir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
delegeren comisionar; delegar; diputar
overbrengen delación; denuncia
overschrijven copiar; usar chuletas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anders boeken transferir
delegeren delegar; transferir; transmitir; traspasar delegar; diputar
disloqueren cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar descoyuntar; desquiciar; dislocar
geld overmaken depositar; pagar; pasar; remitir; transcribir; transferir; transmitir
gireren girar; remitir por giro postal; transferir
overboeken depositar; pagar; pasar; remitir; transcribir; transferir; transmitir
overbrengen transferir comunicar; interpretar; traducir; transmitir
overdragen delegar; transferir; transmitir; traspasar
overhevelen llevar de un barril a otro; transferir; transponer; trasladar; trasvasar
overplaatsen transferir
overschrijven depositar; pagar; pasar; remitir; transcribir; transferir; transmitir copiar; invalidar; sobrescribir
overtappen llevar de un barril a otro; transferir; transponer; trasladar; trasvasar
overzenden depositar; pagar; pasar; remitir; transcribir; transferir; transmitir
overzetten transferir; transponer; trasladar; trasvasar expresar; hacerse eco de; interpretar; reflejar; reproducir; traducir
per postgiro betalen girar; remitir por giro postal; transferir
roeren cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar agitar; batir; conmover; mezclar; mover; remover un líquido
standplaats veranderen transferir
transponeren transferir; transponer; trasladar; trasvasar transponer
verleggen cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar cambiar de lugar; cambiar de sitio; despachar; desplazar; diferirse; mover
verplaatsen cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar alejarse; ceder el sitio; desplazar; distanciar; expulsar; extirpar; quitar; trasladar
verschikken cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar
verschuiven cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar aplazar; aplazarse; dejar en suspenso; dejar para más tarde; demorar; desplazar; diferir; ganar tiempo; posponer; postergar; postergarse; retrasar; retrasarse; tardar
vervoeren cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar arrobar; conducir; extasiar; transportar; trasladar
verzetten cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; mover; transferir; trasladar ceder el sitio; defender; defenderse; ir en contra; mantener a distancia; refunfuñar; rezongar

Synoniemen voor "transferir":


Wiktionary: transferir

transferir
verb
  1. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
  2. laten overschrijven
  3. geld overmaken
  4. van het ene systeem naar het andere systeem brengen
  5. overdragen

Cross Translation:
FromToVia
transferir overdragen convey — to transfer legal rights
transferir overplaatsen; verplaatsen transfer — to move or pass from one place, person or thing to another
transferir overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren; terugbrengen; uitstellen reporter — Traductions à trier suivant le sens
transferir overplaatsen; doorschakelen; overhevelen transférertransporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre.
transferir overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren transporterporter d’un lieu dans un autre.