Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal trajín

Vertaal trajín van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

trajín:
- teveel aan bezigheden; drukte; gechicaneer; geharrewar; getob; geploeter; gezwoeg; gesleep; gesleur

Spaans

Uitgebreide vertaling voor trajín (Spaans) in het Nederlands

trajín:

trajín [el ~] zelfstandig naamwoord

el trajín (mucho trabajo)
teveel aan bezigheden; de drukte
- teveel aan bezigheden [znw.] zelfstandig naamwoord
- drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el trajín (tiquismiquis; dimes y dirés)
het gechicaneer
- gechicaneer [het ~] zelfstandig naamwoord
el trajín (dimes y diretes; peso; rollo; lío; carga; molestia; quejas; jaleo; alboroto; dificultad; discusión; riña; contienda; problemas; enredo; agitación; peleas; estorbo; follón; conmoción; imputación; dificultades; líos; tropiezo; cargamento; matraca; disturbios; trifulca; tiquismiquis; lamentos; riñas; tumulto; pelotera; complicaciones; disgustos; dimes y dirés; machaconería)
het geharrewar
- geharrewar [het ~] zelfstandig naamwoord
el trajín (preocupaciones; guarrería; problema; jaleo; dificultad; problemas; ajetreo; guarrada; embrollo; reflexiones; cavilaciones; tabarra; trapisonda; fárrago; machaquería; machaconería; trabajo penoso; absorbimiento; dar vueltas a un asunto)
het getob
- getob [het ~] zelfstandig naamwoord
el trajín (afán; trabajo de negros)
het geploeter; het gezwoeg
- geploeter [het ~] zelfstandig naamwoord
- gezwoeg [het ~] zelfstandig naamwoord
el trajín
het gesleep; gesleur
- gesleep [het ~] zelfstandig naamwoord
- gesleur [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trajín:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drukte	mucho trabajo; trajín	agilidad; agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; disputa; follón; fárrago; garabato; gentío; hormiguero; insignificancia; jaleo; lío; mucho ruido por tan poca cosa; multitud; pamplinas; riña; viveza
gechicaneer	dimes y dirés; tiquismiquis; trajín
geharrewar	agitación; alboroto; carga; cargamento; complicaciones; conmoción; contienda; dificultad; dificultades; dimes y diretes; dimes y dirés; discusión; disgustos; disturbios; enredo; estorbo; follón; imputación; jaleo; lamentos; lío; líos; machaconería; matraca; molestia; peleas; pelotera; peso; problemas; quejas; riña; riñas; rollo; tiquismiquis; trajín; trifulca; tropiezo; tumulto
geploeter	afán; trabajo de negros; trajín
gesleep	trajín
gesleur	trajín
getob	absorbimiento; ajetreo; cavilaciones; dar vueltas a un asunto; dificultad; embrollo; fárrago; guarrada; guarrería; jaleo; machaconería; machaquería; preocupaciones; problema; problemas; reflexiones; tabarra; trabajo penoso; trajín; trapisonda
gezwoeg	afán; trabajo de negros; trajín
teveel aan bezigheden	mucho trabajo; trajín

Verwante woorden van "trajín":

trajines, trajina, trajinas

Synoniemen voor "trajín":

acrofobia; vértigo; ajetreo; prisa; velocidad
brega; afán; faena; fatiga; forcejeo; trabajo; agitación
labor; tarea; quehacer; ocupación; obra